Tjebbe Beekman: “Ik wil de toeschouwer een gemoedstoestand geven.” (2008)

In het grootsteedse wereldbeeld van schilder Tjebbe Beekman wordt de mens overladen met informatie en gemanipuleerde impulsen. Als vee dat naar de slachtbank wordt geleid, raast de verdoofde mens door een hel van rottend beton, roestend metaal en goedkoop plastic. Een gevoel van veiligheid en geborgenheid lonkt in door camera’s bewaakte torenflats en winkelcentra. Tjebbe Beekman exposeert in GEM, museum voor actuele kunst in Den Haag.

Control Room, 2008 (foto: GEM)

In het grootsteedse wereldbeeld van schilder Tjebbe Beekman wordt de mens overladen met informatie en gemanipuleerde impulsen. Als vee dat naar de slachtbank wordt geleid, raast de verdoofde mens door een hel van rottend beton, roestend metaal en goedkoop plastic. Een gevoel van veiligheid en geborgenheid lonkt in door camera’s bewaakte torenflats en winkelcentra. Tjebbe Beekman exposeert in GEM, museum voor actuele kunst in Den Haag.

Control Room, 2008 (foto: GEM)

De Capsulaire Beschaving is de titel van de eerste museale solotentoonstelling van de in Berlijn woonachtige kunstenaar Tjebbe Beekman (Leiden, 1972). Zijn doek Mall IV is het laatste deel uit een serie schilderijen over winkelcentra. De shopping mall als schijnbare veilige cocon of capsule, net zoals de gated communities die de verscherpte tegenstellingen in de maatschappij benadrukken. Dat is wat Beekman bedoelt met de capsulaire beschaving, een term van de Belgische filosoof Lieven de Cauter. Die samenleving, eerder werkelijkheid dan dystopie, is een schrikbeeld voor Beekman.
Het betreffende doek (220 bij 630 cm!), gemaakt met de Beekman kenmerkende materialen (acrylverf, lak, draad en zand), is opgebouwd uit verschillende gezichtspunten van de entree van een megastore. Kassa’s, schappen en winkelwagentjes buitelen over elkaar en versperren uiteindelijk de toegang tot het vermeende consumentenparadijs. Een ander voorbeeld van Beekmans visie op de capsulaire beschaving is Control Room, een voorstelling van een donkere kamer waarin een aantal beeldschermen voor het enige, omineuze licht zorgen.

Vlak voor mijn gesprek met Beekman, werd hij bij Mall IV gefotografeerd voor AD Haagsche Couant. Een paar minuten later zei hij er het volgende over: “Het schilderij is pas twee maanden oud, het is het grootste dat ik ooit heb gemaakt. Toen ik eraan begon had ik net een nieuw atelier, een gigantisch atelier. Tja, dan krijg je dit soort schilderijen (lacht). Nee, ik had dit formaat al in mijn hoofd toen ik vorig jaar de zalen van het GEM bezichtigde.”
Ik vind het mooi om bij Mall IV te zien hoe de scheidslijn tussen figuratief en abstract in het geding komt.
“Daar was ik heel erg mee bezig op dat moment. Ik had al meer schilderijen van winkelcentra gemaakt en dit moest de ultieme versie worden. Toen ik deze ging doen wilde ik hem heel erg op ritmiek bouwen. Dat was heel lastig, want ik verzandde erin omdat het zo groot is. Het was voor het eerst dat ik tweeënhalve maand aan een doek heb gewerkt. Dat doe ik nooit meer.”
Het ritme in Mall IV is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Palast, heel onregelmatig. In muziektermen zou ik het broken beats noemen. Als je er naar kijkt, word je er heel onrustig van.
“Dat was de bedoeling. Het gaat over het overweldigende gevoel dat je krijgt in winkelcentra, het gevoel dat je de macht kwijt bent… Het is die overvloed aan consumeren. Je moet je er in verliezen, in dat beeld. Zeker met dat formaat moet er iets met je gebeuren. Ik wilde dat er verschillende ingangen waren, dat je er van alle kanten in kunt, maar ook weer niet.”
Je kunt er ook niet uit.
“Nee, het is beklemmend. Het is dat gevoel van hoofdpijn en benauwdheid dat ik krijg in van die grote supermarkten. Die gebouwen zijn bijna net zo opgebouwd als de casino’s in Las Vegas. Je vindt nooit de uitgang, je wordt erdoorheen geleid.”
Met Mall IV laat je ook zien dat het glimmende, lokkende consumentenparadijs bestaat uit kassa’s, schappen en winkelwagentjes die van goedkoop plastic zijn gemaakt.
“Het is een armoede tussen die al die schappen met vreten. Het is echt vreselijk.”
Jij doet je boodschappen liever bij het oude, kleine winkeltje op de hoek.
“Dat was wel de bedoeling, maar je hebt in Berlijn niet overal meer van die kleine kruideniers. Waar ik nu woon, in de Leipzigerstrasse, ben ik ook aan die grote supermarkten overgeleverd. Ik ga nog wel eens naar de Turkse groenteboer in de buurt, dat is bij Checkpoint Charlie, wat een soort Koude Oorlog-Disneyland geworden is. Toeristen komen er voor iets wat er niet meer is. Bij Checkpoint Charlie, dat overigens verplaatst is, staan twee studenten die de bezoekers een stempel in hun paspoort geven.”
Ben je ooit in het Berlijn van vóór de val van de Muur geweest?
“Helaas niet. Jammer. Het is niet anders.”
Ik heb het idee dat in je werk Berlijn als inspiratiebron aan het verdwijnen is, gezien recente werken als Stock Exchange en je beeldatlas van zeventig tekeningen op klein formaat (30 bij 21 cm) met daarin veel archetypische Amerikaanse beelden.
“Vroeger maakte ik ook al van die tekeningen om een context te scheppen voor de schilderijen, om duidelijk te maken waar het over gaat. Want op een gegeven moment zei men dat ik een neo-Breitner zou zijn. Met Breitner heeft mijn werk niets te maken. Ik heb een hekel aan Breitner. Ik maak geen stadsgezichten. Mijn werk gaat over mensen. De 70 tekeningen die ik beeldatlas noem, zijn gebaseerd op een essay van Lieven de Cauter, een Belgisch filosoof. Vanuit die serie ben ik gaan schilderen. Het is een conceptuele benadering.”


Iilya’s Birthroom, 2008 (foto: GEM)

Ben je klaar met Berlijn?
“Ja, ik wilde een andere kant op. Ik wilde geen stadschroniquer worden. Het werk moest conceptueler worden en helderder.”
Is je schilderij Root, een opmerkelijk eenduidig interieur van een kerk, daar een goed voorbeeld van? Dat is wat het is, of niet?
“Dat is een gewetensvraag (lacht). Ik ben er nog niet uit. Ik denk dat ik Root te helder vind, te één op één. Ik hou er erg van om binnen een schilderij verschillende gezichtspunten en standpunten te tonen. Root heeft dat niet. Dat is ontstaan uit kwaadheid, toen de film Fitna uitkwam. Ik werd pislink. Omdat ik mij, in Berlijn, moet verantwoorden voor zo’n maffe Wilders, maar ook omdat hij mij dwingt een bepaalde positie in te nemen. Want ik heb dan opeens een christelijke achtergrond, dat is de wereld waar ik uitkom. Ik word er zo kwaad over dat Wilders de tegenstellingen zo zwart-wit maakt en mij daarin meetrekt. Root past goed bij het idee van de capsulaire beschaving. Ik moest die kerk, de Berliner Dom, schilderen. Het is een stap in de richting die ik wil inslaan. Een nieuw concept waarin ik een verbinding leg tussen geloof, economie en entertainment.”
Root en Stock Exchange zijn daar de eerste aanzetten toe?
“Ja, het is een vervolg op de Capsulaire Beschaving.”
Root en een ander nieuw werk, De Verschijning, doen mij aan Kiefer denken.
“Kiefer is een held en een voorbeeld voor mij. Zo ben ik begonnen, met die manier van schilderen. Dat dikke, gore. Ik heb het regelrecht van hem gejat. Maar bij hem moet het vies en goor zijn. Ik gebruik mijn materiaal toch anders.”
De Verschijning heeft op een andere manier een religieuze sfeer.
“Als Maria verschijnt is het altijd in een of andere grot. Nooit eens midden in de Friedrichstrasse.”
Ik heb me laten vertellen dat je naar Berlijn verhuisd bent vanwege je liefde voor David Bowies Berlijnse periode; Heroes en Low.
“Jazeker! Op zoek naar het Berlijn van Bowie. Dat Berlijn bestaat niet meer. Daar is wat anders voor in de plaats gekomen en dat hoor ik wel in de muziek van T.Raumschmiere. die muziek klopt precies bij de stad.”
Je zegt in de catalogus dat je in een van je schilderijen woont.
“Ja, absoluut. Ik woon op negen hoog in de Leipzigerstrasse en als ik daar naar buiten kijk… dan… ja… het geeft en heel lekker gevoel, het geeft een heel lekkere energie. “

Tjebbe is even afgeleid als zijn zoontje Ilya komt aanstormen en bij papa op schoot klautert. We praten wat over het enige schilderij dat nooit te koop zal zijn; Ilya’s Birthroom. Het doek is eigendom van de ruim eenjarige peuter.

Terug naar de capsulaire beschaving. Zit de kunstenaar ook niet opgesloten in een capsule?
“Dat geldt voor ons allemaal. Als kunstenaar verschaf ik mezelf veel vrijheid, maar een deel van mijn dagelijks leven bestaat uit het reizen met de metro naar mijn atelier waar ik in m’n eentje zit en de wereld alleen via de radio binnenlaat. En dan weer terug naar huis.”
Het schrijnendste voorbeeld van de capsulaire beschaving in je werk is Control Room?
“Ja, het idee van bewaken en bewaakt worden in een winkelcentrum, een artificiële omgeving waar je wordt gedwongen te consumeren terwijl je ook voortdurend bekeken wordt. Heel eng. Maar mensen gaan daar heel makkelijk in mee.”
Was het een Aha-Erlebnis toen je het werk van Lieven de Cauter ontdekte?
“Ja, want het was precies waar ik al mee bezig was. Ik vond die term capsulaire beschaving heel goed. Die pikken we dan maar, dacht ik. Die term verwoordt de middelmatigheid, de ellende heel mooi. Zijn betoog begint met architectuur, met een soort tirade tegen Rem Koolhaas. Je leest dat De Cauter steeds bozer wordt.”
Jij maakt je ook veel boos?
“Ja, ik kan me wel heel pissig maken over allerlei zaken.”
Zijn je schilderijen daar een uiting van?
“Ja, zeker.”
Zijn je schilderijen dystopisch of zijn de beelden die je maakt zoals je de wereld werkelijk ziet?
“Een beetje van beide. Ik heb nooit zoveel nagedacht over mijn palet. Dat is zoiets wat al werkende ontstaat, het is een gevoelsmatig proces. Nu ik hier in het GEM opnieuw naar mijn werk kijk, begin ik bewuster over dat palet na te denken. Wat ik wel weet, is dat ik de toeschouwer een gemoedstoestand wil geven.”
Het moet meer zijn dan mooie schilderkunst?
“Ja, maar ik zeg niet dat dat me geen klap interesseert. Ik hou van schilderen en van schilderijen. Maar het moet wel over meer gaan, want anders is het geen kunst. Zeker in deze tijd, met die boom in de kunstmarkt. Al die gekkigheid. Die kunstbeurzen, die ongelooflijke bedragen en de hypes.”
Hoe zorg jij ervoor dat jij niet gehypet wordt?
“Ik heb met Diana (Stigter, zijn galerist – EQ) afgesproken dat ik met rust gelaten wil worden. Geen gedoe, geen mensen in mijn atelier. Ik scherm mezelf af.”

In zijn laatste roman Kingdom Come beschrijft de Engelse auteur J.G. Ballard een verstikkende samenleving in gated communities en giga-winkelcentra die perfect aansluit op het werk van Beekman.
Ken je dat boek?
“Nee, ik heb wel laatst High Rise van Ballard gelezen. Fantastisch!”
High Rise is uit 1975, heel visionair.
“Alsof het van vandaag was.”
In Kingdom Come stelt Ballard dat consumentisme leidt tot fascisme.
“Dat idee spreekt me wel aan. Ik zou er over moeten nadenken, maar het raakt wel aan mijn boosheid over de middelmatigheid van het leven.”
Een ander interessant recent boek is What Was Lost van Catherine O’Flynn, een roman die zich grotendeels in een winkelcentrum afspeelt, achter de beeldschermen van de bewakers. Wat me bij jouw Control Room opvalt, is de aanwezigheid van de mens, al dan niet onzichtbaar.
“De mens sluipt langzaam mijn werk in, ja.”
In je vroegere werk zagen we geen mensen, alleen gebouwen.
“Ik heb het wel geprobeerd, om er mensen in te schilderen. Maar dat werkte niet, de verhoudingen klopten niet meer. Het werden kijkdozen. Ik heb de mens eruit gehaald, zodat je die persoon zelf wordt, als toeschouwer. Mijn nieuwe werk drijft meer op concepten. Control Room is redelijk abstract, maar je voelt er echte mensen bij. Het is een vorm die me bevalt. Mensen schilderen zonder dat je ze echt ziet. In Stock Exchange zie je de mensen ook niet echt, maar ze zijn er wel. Stock Exchange is een soort entiteit, een monster met armen.”

De tentoonstelling De Capsulaire Beschaving van Tjebbe Beekman is t/m 15 maart 2009 te zien in GEM, museum voor actuele kunst. www.gem-online.com. www.tjebbebeekman.com

Een andere versie van het interview verscheen in AD Haagsche Courant, december 2008.