The Rolling Stones en de zondeval van de sixties (2002)

De geschiedenis vertelt dat met het optreden van The Rolling Stones op het festival van Altamont de idealen van de jaren zestig begraven werden. Met de moord op een jonge fan, op een paar meter voor het podium waarop de Stones Sympathy For The Devil speelden, kwam op 6 december 1969 een meer dan symbolisch einde aan het revolutionaire tijdperk van flower power, vrije seks en openlijk drugsgebruik.
[img_assist|nid=227|title=Gimme Shelter|desc=|link=none|align=right|width=395|height=599]

De camera’s van de broers David en Albert Maysles registreerden de zondeval van de hippiegeneratie voor een verbijsterende film die in 1970 onder de veelzeggende titel Gimme Shelter in roulatie ging. Ruim dertig jaar later is deze visuele ‘bad trip’ gerestaureerd en van digitaal geluid voorzien. Ter lering en niet zozeer ter vermaak, want Gimme Shelter is een beklemmende ervaring.
De documentairemakers Charlotte Zwerin en de Maysles-broers waren door Mick Jagger gevraagd om een verslag te maken van de Amerikaanse tournee van eind 1969. Het Woodstock-festival had eerder dat jaar plaatsgevonden en Jagger wilde de tour afsluiten met een eigen festival in of nabij San Francisco. Het werd een troosteloze vlakte naast een racecircuit waar 300.000 hippies uiteindelijk van een koude kermis thuiskwamen.

Op aanraden van The Grateful Dead werden Hell’s Angels aangetrokken als ordebewakers. Het gedrag van deze ‘vrije jongens’ was vanaf het begin intimiderend, zoals de angstaanjagende beelden laten zien. Dat Jagger bij aankomst per helicopter al door een jongen in het gezicht geslagen werd en de zanger van Jefferson Airplane een blauw oog kreeg van een Angel, waren grimmige incidenten als opmaat voor een lange reeks gewelddadigheden. Jagger mag tegenwoordig een brave entertainer zijn, maar destijds, toen hij samen met Keith Richards de onheilige drie-eenheid van ‘sex, drugs & rock ’n roll’ op even pompeuze als arrogante wijze vertegenwoordigde, ging de zanger op in zijn rol van Lucifer. Jagger ging in die tijd om met Kenneth Anger en Donald Cammell, cineasten met een hang naar het occulte. Cammells briljante film Performance, met Jagger in de rol van een adrogyne rockster met een persoonlijkheidsstoornis, rekende af met de mythe van het swinging Londen van de sixties.

De Stones waren gefascineerd door het kwaad – dat ze ook aantrokken. Maar ze waanden zich onaantastbaar en dat wilden ze weten ook. Hoogmoed komt voor de val, wil het gezegde en op de Altamont Speedway kreeg Jagger in zijn geliefde rol van Lucifer de kous op de kop.
Gimme Shelter is een fraai staaltje van montage, het is een film in een film geworden die vanaf het begin zodanig geconstrueerd is dat je als kijker de slechte vibraties, zoals dat toen heette, welhaast voelt. Terwijl de documentaire zo lekker begint met fragmenten van shows in New York die – getuige uitvoeringen van Satisfaction en Jumpin’ Jack Flash – aantonen dat de Stones in topvorm waren. Het overgrote deel van de film gaat echter over het festival in Altamont. In Charlotte Zwerins knappe opbouw van de film worden beelden van de optredens van de Stones, Flying Burrito Brothers en Jefferson Airplane afgewisseld met opnamen waarin de Stones te zien zijn bij de montage. De reacties van musici op de chaos waarop zij geen greep konden krijgen spreken boekdelen. Keith Richards zou later zeggen dat de festivalgangers om narigheid vroegen. “Ze hadden van die slachtoffer-koppen”, meende de gitarist.
De meest schokkende beelden zijn dan ook niet zozeer die van de moord op de 18-jarige Meredith Hunter, die met een pistool liep te zwaaien en dus om moeilijkheden vroeg, maar van de duizenden jongeren die op Altamont verdwaasd rondliepen door overmatig drugsgebruik. Het zijn de ‘slachtoffer-koppen’ die Richards zag en het zijn de beelden die de excessen van de drugscultuur van de sixties nuchter laten zien.

Haagsche Courant, januari 2002