Hoe naar kunst te kijken (2015)

Hoe bak je een ei.
Hoe word ik gelukkig.
Hoe gebruik je de pil.
Hoe vind ik mijn ip adres.
Hoe leer je zingen.
Hoe gedraag je je op een feest.
Hoe maak je een app.
Hoe gebruik je een bidet.
Hoe vind ik een baan.
Hoe word ik kunstenaar.

Het zijn er slechts een paar, in twee minuten gevonden op het internet. Er zijn er duizenden. Want voor alles is er wel een hoe-doe-je-dat, DIY-plan, een gebruiksaanwijzing, al dan niet met foto’s en/of bewegend beeld. Webpagina na webpagina na webpagina. Toegeven, een hoe bak ik zalm kan uitkomst bieden als je met je moot vis voor de koekepan staat te twijfelen. Maar hoe vaak gebeurt het niet dat je bij toeval op een site terecht gekomen bent waar je aandacht getrokken wordt door iets als how to exercise while sitting at your computer. Yo! Dat moet ik ff lezen, denk je dan. En voor je het goed en wel door hebt ben je druk doende met het strekken van de armen en het draaien van de polsen. Het zijn per slot van rekening instructies die je leest, je voelt de drang ze op te volgen. Is goed voor je lichaam, toch? Pffff. Nee, lichaamsoefeningen doe je niet als je aan je bureau zit. Ik niet, in ieder geval, en Olya Oleinic vast ook niet, hoewel zij zich misschien wel heeft overgegeven aan de beginselen van how to read palms.

Olya Oleinic (1991) verzamelde vele how-to’s en maakte er illustraties bij voor haar installatie Universal Guide to Everything. Oleinic, die van mening is dat we verzuipen in de white noise van data en visuals die ons dagelijks, ja, overspoelt, bestrijdt al die overbodige rommel (denk ook eens aan al die flyers die we op straat krijgen aangereikt) met op het eerste gezicht nog meer overbodige rommel, namelijk prentbriefkaarten. Maar Olya’s kaarten zijn blijvertjes, of beter; het zijn prachtige objecten om te versturen, kaarten die te denken geven, verwonderen of blijmaken. De beelden die Oleinic maakte bij een paar dozijn how to’s, zijn instabiel. De onderwerpen, variërend tussen een gebakken ei (ja inderdaad, how to fry an egg) en een gitaar (jaha, how to play guitar) tot een speelgoedvrachtwagen (how to drive a truck) en een boeddhabeeld (how to meditate), zijn halfbakken, plastic, nep, en niet zelden een beetje ziek, als in sick. De beelden zetten de how to-instructies op de adreszijde van de kaarten scheef, je vraagt je af of how to french kiss of how to communicate with your catwel serieus te nemen zijn, of Oleinic die niet zelf heeft bedacht. Nee, het klopt, ik heb ze allemaal opgezocht. Leuker is het overigens om Universal Guide to Everything, resulterend in een schitterend collagewerk, te bekijken – en neem wat van die mooie prentbriefkaarten mee naar huis!

Universal Guide to Everything maakt deel uit van de groepstentoonstelling Now or Never #3 in het GEM die werk toont van twaalf kunstenaars die in 2014 en 2015 zijn afgestudeerd aan de Koninklijke Academie in Den Haag. Twaalf aanstormende talenten die, een enkeling daargelaten, vooral kinderen van hun tijd blijken te zijn. Het is opmerkelijk dat deze relatief jonge kunstenaars het zoeken in conceptueel werk, niet zelden mixed media, waaruit een sterke sociaalmaatschappelijke bewogenheid spreekt, of althans onderzoek naar ontwikkelingen in de kunst omringende wereld. Die ontwikkelingen moeten bij sommigen een dystopisch gevoel hebben achtergelaten. Of deze kunstenaars echt representatief zijn voor hun generatie (kunstenaars) is moeilijk te stellen omdat ze geselecteerd zijn door museumdirecteur Benno Tempel. Uiteindelijk zegt Now or Never #3 meer over Tempel en zijn voorkeur, maar dit terzijde.

Van de twaalf kunstenaars die voor Now or Never #3 geselecteerd zijn, heeft Mickey Yang de beste naam! Alsof ze die zelf heeft bedacht – en wie weet, is dat ook zo. Doet er niet toe. Mickey Yang bekt en klinkt goed, als de naam van een popster – of een heel hippe kunstenaar. Ha! Zo aantrekkelijk en stoer de naam, zo daadkrachtig vaag het werk. Vaag is niet per definitie iets slechts. Kilimangiro (2015) bewijst het tegendeel, maar deze installatie vraagt wel iets van de beschouwer. Een wild associatief vermogen, bijvoorbeeld. Want hangt daar een vies geel wolkje aan een draadje of is het een verwrongen stuk papier of plastic? En wat die is de bedoeling van die easy listeningmuziek die een video begeleidt waarop te zien is hoe een colablikje het moet afleggen tegen een stroom lava. Vlak bij de monitor, op de grond, een stuk plastic als een grillig gevormde brok versteende lava. Met een metalen… eh dingus erop gezet. Geen idee wat het is. Never mind, deze installatie intrigeert. Yangs fascinatie voor lava gaat uiteindelijk ook over hoe zij de wereld ervaart. Vast wel.

Esther Hovens (1991) toont een herkenbare wereld, op het eerste gezicht althans, want haar foto’s, video, tekeningen en teksten gaan over surveillance in de publieke ruimte. Intelligente bewakingscamera’s kunnen op basis van algoritmen afwijkend gedrag herkennen binnen de contex van de publieke ruimte. Maar wat is afwijkend gedrag?  En hoe intelligent zijn de camerasystemen, of beter; wat zijn de parameters die de programmeurs hanteren? In haar installatie False Positives gaat Hovens even ijzig als speels om met deze thema’s. In een video die een kruispunt en zebrapad toont als voornaamste routes, worden passanten in groen gelijnde kaders geplaats. Wanneer een persoon zich schijnbaar verdacht ophoudt, in dit geval ook nog ‘s een roker, dus extra verdacht, wordt de kleur rood (opassen!) toegepast.

Kleurpsychologie wordt overal toegepast. We doen het zelf, thuis, met kleurschakeringen waar we ons prettig bij voelen. Buiten onze comfort zone bepalen anderen met welke kleuren we ons senang zouden moeten voelen. Fotograaf Lynne Brouwer (1992) onderzoekt in haar installatie cq catalogus Designs for discomfort het gebruik van kleur op plekken waar we liever niet komen. Aan de hand van foto’s, een simpel nagebouwde politiecel, een video, en een kaartindex van kleuren met locatieverwijzingen, laat Brouwer zien hoe ontwerpers van bijvoorbeeld crematoria, rechtbanken, psychiatriche instellingen kleur inzetten om emoties te sturen. De wijze waarop Brouwer met klinische precisie, indachtig de designers van de betreffende locaties, het kleurgebruik in kaart brengt in een Index of Interiors, heeft iets weg van hoe J.G. Ballard verlaten winkelcentra, hotels en vliegvelden beschreef. Unheimlich.

Tot slot mogen de lichtsculpturen van Elise Sothys (1989) niet onvermeld blijven. Ze zijn hypnotisch en bedwelmend (een monitor met de snelheid van een stroboscoop aan en uit flitsende woorden believe now– of andersom natuurlijk), en zouden letterlijk oogverblindend moeten zijn ware het niet dat haar werk teveel daglicht mee krijgt in een halletje van het GEM. Sothys’ werk hoort in het pikdonker, het liefst op een protestantse rave (Absolution is the Answer).

Now or Never #3. t/m 17 januari 2015 in GEM, museum voor actuele kunst, Den Haag. www.gem-online.nl