Greetje Bijma: “Als ik zing, ben ik Greetje niet meer.” (1990)

Als de telefoon gaat en Greetje Bijma met een familielid praat, gaat dat in rap Fries. In het Overijsselse Kampen valt ze uit de toon met haar accent en als zangeres verklankt ze alle mogelijke bestaande en gefantaseerde talen. “Zoals mensen zeggen dat ze in zwart-wit dromen, zing ik in kleur”, zegt ze.

Als de telefoon gaat en Greetje Bijma met een familielid praat, gaat dat in rap Fries. In het Overijsselse Kampen valt ze uit de toon met haar accent en als zangeres verklankt ze alle mogelijke bestaande en gefantaseerde talen. “Zoals mensen zeggen dat ze in zwart-wit dromen, zing ik in kleur”, zegt ze.

“Als ik zing zie ik de meest fantastische kleuren. Misschien komt dat doordat ik me laat inspireren door schilderijen, hoewel de natuur ook een belangrijke rol speelt. Ik ben opgegroeid op het platteland en luisterde vroeger intens naar vogels, de wind, het geritsel van bladeren.”
Greetje Bijma (34) is de eerste vrouw én de eerste vocaliste die de Boy Edgar-prijs krijgt toegekend door de Stichting Jazz en Geïmproviseerde Muziek in Nederland. De prijs, een bedrag van 15.000 gulden en een plastiek van Jan Wolkers, wordt vanavond uitgereikt in het Amsterdamse BIM-huis, waar Bijma een optreden zal verzorgen met haar kwintet en als speciale gasten Han Bennink, Louis Andriessen, Willem van Manen en de zanggroep Tamam.

Bijma is enthousiast over het feit dat haar de Boy Edgar-prijs is toegekend. Maar als ze erover praat klinkt er enige gêne door in haar stem: “Het is een blijk van waardering, dat je het idee hebt dat je op de goede weg zit. Daarnaast is het een erkenning voor de stem als instrument. Er is veel veranderd voor zangeressen. Vroeger vlijden ze zich tegen de piano met een zijden jurk, zongen een thema waarna de saxofonist soleerde en dat was het dan, zo’n dertig jaar geleden. Zoals ik met de stem bezig ben, is heel anders en dat ik daar ook nog eens waardering voor krijg, daar word ik verlegen van.” Greetje Bijma moet als vocaliste (“ik beschouw mezelf niet als zangeres of als stemkunstenares; dat is te beperkt, ik ben vocaliste”) beslist gezien worden. Ze zingt, schreeuwt, sist, gromt, fluistert. Ze schakelt moeiteloos over van sopraan naar bariton en kan in een tijdsbestek van een paar minuten achtereenvolgens Chinese kinderstemmen, Afrikaanse keelklanken en een melodramatische Brechtiaanse brulboei opzetten. Daarnaast schuwt Bijma theatrale effecten niet in haar voordracht en hecht ze aan de relativerende werking van humor. “De boog kan niet altijd gespannen staan. Het publiek moet af en toe even kunnen terugzakken in de stoel.” Greetje Bijma oefent nauwelijks, vertelt ze. Om haar stem in vorm te houden zingt ze geen toonladders of andere oefeningen. “Ik neurie veel, maar het is niet zo dat ik de hele dag thuis loop te zingen.” Maar als ze een paar minuten later in de keuken bezig is met de koffie, zingt ze een wonderlijk deuntje.

Bijma is autodidact. Zelf zegt ze bescheiden dat zoiets weleens een ‘natuurtalent’ genoemd wordt. “Ik kan me niet herinneren wanneer ik ontdekte dat ik een bijzondere stem had. Zoiets ontwikkelt zich vanzelf.” Ze praat zoals ze zingt. Snelle reeksen van woorden, staccato, maar ook abrupte stiltes. Om daarna weg te drijven in haar gedachten, in het oneindige te staren en uiteindelijk de stilte te verbreken met een twijfelend ‘tja’, alsof ze wil zeggen dat woorden even te kort schieten. Ze heeft zich weleens afgevraagd waarom ze zingt. Volgens haar heeft dat te maken met de sterke persoonlijkheid van de stem: “Een stem staat zo dicht bij een persoon, dat zingen de meest directe uitingsvorm is. Dat is ook wel beangstigend, vooral als ik solo-optredens doe, want je geeft jezelf bloot.”

Hoewel ze van allerlei soort muziek houdt, heeft Greetje Bijma voor jazz als basis gekozen, omdat het improvisatiemuziek per definitie is. Haar voorkeur voor improvisatie gaat terug naar haar kinderjaren. “Eigenlijk ben ik in mijn kleutertijd blijven steken. Kleine kinderen gaan op een bepaald moment zingen en daarbij maken ze verhaaltjes (zingt met timide kinderstemmetje een simpel wijsje: ‘en toen gingen we daar heen en toen zag ik de vlinder en waren we…’). Ze improviseren een geheel eigen wereld, dat vind ik prachtig. Zo is het met mij ook begonnen.” Bijma zegt in kleur te zingen. Maar wat gaat er door haar heen als ze op het podium staat en de meest bizarre vocale capriolen maakt?
“Ik zal nooit in extase raken. Ik weet nog altijd wanneer de trein vertrekt, bij wijze van spreken. Wél ben ik dermate geconcentreerd op de beelden die ik in mijn hoofd heb en die ik wil zingen, dat ik niet zie of iemand op de derde rij een snotneus heeft. Maar als ik zing ben ik Greetje niet meer. Ik zing meestal een bepaald personage, een karakter dat ik in m’n hoofd heb. We hebben nu een nieuw stuk, The Pharaoh, waarbij ik waterpartijen zie en een prachtige Afrikaanse vrouw met paradijsvogels op haar schouders. Die vrouw zie ik, die vrouw zing ik en dan ben ik dus even niet Greetje Bijma.”

Haagsche Courant, december 1990