Brahim Jones Jajouka very stoned (1995)

In de zomer van 1968 maakte Rolling Stone Brian Jones in het Marokkaanse Rif-gebergte opnamen van een groep berbermuzikanten die sindsdien bekend staan als The Master Musicians of Jajouka.

In de zomer van 1968 maakte Rolling Stone Brian Jones in het Marokkaanse Rif-gebergte opnamen van een groep berbermuzikanten die sindsdien bekend staan als The Master Musicians of Jajouka.

Sinds die historische ontmoeting tussen de blonde Engelse pop-god, de medeoprichter van The Rolling Stones die in 1969 overleed, en de geïsoleerd, in stamverband levende muzikanten verscheen er slechts een handjevol platen van de meestermuzikanten. Het nu uitgebrachte Joujouka Black Eyes (Sub Rosa) is een welkome aanvulling. Vorig jaar zomer werd de vijfentwintigste sterfdag van Brian Jones herdacht met maar liefst drie boeken (Brian Jones, the Inside Story of the Original Rolling Stone van Nicholas Fitzgerald, Blown Away van A.E. Hotchner, en Paint It Black, the Murder on Brian Jones van Geoffrey Giuliano), die vooral ingingen op de vraag of de ooit zo talentvolle gitarist onder dubieuze omstandigheden om het leven was gekomen. Voor de mythevorming erg spannend allemaal, maar aan Jones’ omzwervingen in Marokko werd onevenredig weinig aandacht besteed. Toen Brian Jones nog leefde, hadden de andere Stones weinig interesse voor de eeuwenoude, traditionele muziek die Brians hart had veroverd. De opnamen die hij in 1968 maakte werden door de Stones pas in 1971 uitgebracht onder de titel Brian Jones Presents the Pipes of Pan at Joujouka. Voor de opnamen van de Rolling Stones-cd Steel Wheels brachten Mick Jagger en Keith Richards in 1988 voor het eerst zelf een bezoek aan het dorpje Jajouka in Marokko. De groep gebruikte wat flarden van deze magische muziek voor het nummer Continental Drift. Van die reis maakte de BBC-televisie een schitterende documentaire, die helaas niet door een Nederlandse omroep aangekocht werd.

De volksmuziek van The Master Musicians of Jajouka (ook wel bekend als Joujouka of Jahjouka) is van vader op zoon overgeleverd en gaat terug naar het jaar 800 toen het dorp Jajouka een islamitische bedevaartplek werd omdat de stoffelijke resten van de heilige Sidi Hamid Sherk er zouden liggen. Deze heiligman zou de islam in dit voorheen tot het Egyptische rijk behorende gebied geïntroduceerd hebben. Oorspronkelijk had de op fluiten, trommels en klarinet-achtige blaasinstrumenten gespeelde muziek tot doel zieke pelgrims te genezen. Maar de islam speelt een ondergeschikte rol in de muziek van de Jajouka-stam, want nog ieder jaar wordt de heidense god Boujeloud (verwant met de geit-god Pan) geëerd met een meerdaags festival. Voor westerse oren moet de hypnotische Jajouka-muziek even wonderlijk als vreemd zijn. De voornamelijk instrumentale muziek heeft een ongekend meeslepend en vervreemdend effect op de luisteraar. Hoewel religie, heidense rituelen en ceremonies een belangrijke rol spelen, heeft de muziek ook een folkloristische kant met typische volksliedjes over liefde en bruiloften. De eind vorig jaar gemaakte opnamen voor de cd Jajouka Black Eyes belichten nu eens vooral die alledaagse kant van de muziek, terwijl er ook een ode aan Brian Jones (Brahim Jones Jajouka Very Stoned) is.

Brian Jones was overigens niet de eerste westerling die in de ban raakte van deze fascinerende trancemuziek. In haar boek Death of a Rolling Stone, the Brian Jones Story (1982) vertelt Mandy Aftel dat Jones oorspronkelijk naar Marokko reisde om in Marrakesh de G’naoua-muzikanten te horen spelen. In Tanger ontmoette hij de invloedrijke schrijver en schilder Brion Gysin, die daar een restaurant exploiteerde waar de Jajouka-muzikanten regelmatig optraden. Tanger was in de jaren zestig een toevluchtsoord voor schrijvers als William S. Burroughs, Paul Bowles en Timothy Leary. In de zomer van 1968 bracht de beroemde Marokkaanse schilder Hamri Brian Jones en een geluidstechnicus naar het dorp waar twee dagen lang opnamen gemaakt werden. Hoewel de plaat Brian Jones Presents… de meestermuzikanten wereldberoemd maakte, was die plaat niet echt representatief voor de muziek. Want geheel in de psychedelische tijdgeest bewerkte Jones de muziek met phasers en echo-apparatuur. De in 1974 verschenen lp The Primal Energy that is The Music and Ritual of Jajouka deed de meestermuzikanten meer recht. Die plaat bevatte overigens al twee versies van het ironische liedje Brahim Jones Jajouka Very Stoned. De muzikanten en inwoners van Jajouka zijn Brian Jones nooit vergeten, niet in de laatste plaats vanwege de uitwerking die de plaatselijke hasj had op de beroemde westerling. In de BBC-documentaire over de opnamen van Steel Wheels is te zien hoe een verbouwereerde Mick Jagger in een van de uit klei opgetrokken huisjes in Jajouka een ingelijste foto van zijn oude collega aantreft.

Hoewel de Master Musicians of Jajouka via de Rolling Stones-connectie een westers publiek bereikten, werden sinds de jaren zestig maar weinig platen van deze unieke muzikanten gemaakt. Behalve de Brian Jones-plaat en het eerder genoemde The Primal Energy…, verscheen in 1978 een opname van het Boujeloud-festival op het Franse label Arion. Vier jaar geleden reisde de Amerikaanse producer en muzikant Bill Laswell naar Marokko waar hij in drie dagen de schitterende cd Apocalpyse Across the sky – the Master Musicians of Jajouka featuring Bachir Attar (Axiom/Island Records) opnam. Bachir Attar, de huidige leider van het orkest, maakte in 1992 een niet echt geslaagde plaat met jazzmuzikanten in New York.
Wederom met medewerking van de schilder Hamri maakte de Engelsman Frank Rynne vorig jaar voor het Belgische label Sub Rosa op locatie opnamen voor de cd Joujouka Black Eyes. Rynne wilde nu eens niet de rituele kant van de Jajouka-muziek vastleggen, maar juist de meer ontspannen, op bamboefluitjes en kleine trommels gespeelde deuntjes. Een van die deuntjes is de geestige Jajouka-ode aan Brian Jones. Voor recente generaties Stones-fans is Brian Jones inmiddels een schim uit een ver verleden, maar voor de inwoners van Jajouka is de blonde, voor hen op de geit-god Pan gelijkende Jones onsterfelijk geworden.

Dit is een remix van een artikel dat in juni 1995 verscheen in De Gelderlander.

PS.
In 1999 zag ik The Master Musicians of Jajouka voor het eerst optreden, in de Knitting Factory in New York. Het orkest bestond toen slechts uit een handjevol muzikanten, maar de uitvoering van de muziek was schitterend. Bachir Attar speelde die avond ook nog even mee met het voorprogramma, Genesis P-Orridge’s post-Pyschic TV project Thee Majesty. Vier jaar later stond een iets grotere bezetting van het orkest op het Crossing Border festival in Den Haag. Dit optreden was deels een ontluisterende ervaring vanwege de deelname van Sonic Youth-gitarist Lee Ranaldo, wiens feedback-noise lelijk contrasteerde met de tijdloze sound van het orkest.

Voor een achtergrondverhaal over de geschiedenis van Jajouka en een interview met Bachir Attar zie: Jajouka: Een familietragedie (2003)