Toby Litt: “Het leven bestaat uit genres.” (2009)

Toby Litt is bij de J. Met de beginletters van zijn boeken gaat de Engelse schrijver het alfabet af. Journey Into Space is zijn tiende boek, een SF-roman die vooral niet al te SF-erig wil zijn. Net als I play the drums in a band called okay geen rock ’n roll-boek is en Hospital geen typische doktersroman. Voor elk boek eigent Litt zich een ander genre toe om het binnenstebuiten te keren.

Toby Litt (1968) debuteerde in 1996 met de bundel korte verhalen Adventures in Capitalism. Hij heeft inmiddels twee verhalenbundels en acht romans op zijn naam staan. In 2003 werd hij door het literaire tijdschrift Granta uitgeroepen tot een van de twintig beste jonge Britse schrijvers. Een aantal van zijn boeken zijn in het Nederlands uitgegeven, waarvan Ik ben de drummer van de band okay de laatste is.

Waarom heb je besloten om 26 boeken met titels in alfabetische volgorde te schrijven?
“Ik wilde mijn schrijversleven structureren. Het is een manier om de boeken op een bepaalde volgorde te zetten. Als iemand alle boeken heeft en ze in de kast op een willekeurige volgorde zet dan is dat de verkeerde volgorde. Ik hoop dat te zijner tijd een bepaalde bedoeling voor die volgorde duidelijk wordt.”
Het is jammer voor je dat de alfabetische volgorde niet werkt bij de vertalingen. Finding Myself heet in het Nederlands Zelfbeeld.
“Dat zou t[img_assist|nid=248|title=|desc=|link=none|align=right|width=131|height=200]eveel gevraagd zijn. Misschien kunnen ze later nog eens de Engelse titels tussen haakjes vermelden. Het is wel voorgekomen dat een vertaling met dezelfde eerste letter begon als het origineel, maar dat was waarschijnlijk puur geluk.”
Ben je niet bang om het eind van het alfabet niet te halen?
“Als dat het geval zou zijn dan rest er tenminste nog een gevoel van onvoltooidheid. Er zijn genoeg van dit soort grote projecten in de Engelse literatuur die nooit afgemaakt zijn, bijvoorbeeld The Canterbury Tales en The Fairy Queen. Maar ik moet gewoon doorgaan en als ik mijn huidige tempo kan aanhouden dan lukt me het binnen de tijdspan van een gewoon mensenleven.”

Toby Litt is een genrehopper, zo lijkt het. Hij schreef met Deadkidsongs (Dodenzang) een jongensboek. Corpsing (Overspel) was een thriller en Finding Myself (Zelfbeeld) een parodie op het genre van de chick lit. Maar niets is wat het lijkt. Litt graaft dubbele bodems en laat apen uit mouwen komen. De plots in zijn verhalen zetten de lezer voortdurend op het verkeerde been. Voor de geoefende lezer zijn er tal van verwijzingen te vinden naar Litts literaire helden. De welhaast forensische beschrijving van de wond die een pistoolkogel aanbrengt in Corpsing is een ode aan J.G. Ballard. De vuurtoren in Finding Myself refereert aan Virginia Wolf en het doorwrochte taalgebruik in Ghost Story (Geesteskind) is een hommage aan Henry James.

Het lijkt wel of je je met elke roman, en zelfs met elk kort verhaal, een ander genre toe-eigent.
“Ik vind het moeilijk om niet in genre-indelingen te denken. Genres zijn voor mij manieren om te denken over bepaalde kenmerkende aspecten van het leven. Mensen herinneren zich de ervaringen uit hun leven binnen de kenmerken van een soort genre. Genres zijn overal te vinden, niet alleen in boeken of films. Mensen die meedoen aan de X-factor en niet doorgaan naar de volgende ronde zijn teleurgesteld omdat hun leven niet past in het genre waarin ze zichzelf zagen, dat van a star is born. Mensen zien hun leven als een bepaalde kenmerkende weg. Niet iedereen zal het als een genre zien.”
Maar als identiteit?[img_assist|nid=245|title=|desc=|link=none|align=right|width=130|height=200]
“Waarschijnlijk wel.”
Gaan al jouw boeken dan niet over identiteit?
“Ik ben geïnteresseerd in hoe mensen functioneren – van binnen. Ik vind het een raadsel dat mensen überhaupt kunnen communiceren en dat boeken in het algemeen begrijpelijk zijn. Wat we allemaal gemeen hebben is dat we heel snel, in korte tijd, vreselijk veel dingen meemaken. Er zijn schrijvers die kleine dingen uit al die ervaringen kunnen vertragen en er welhaast een naam aan kunnen geven. Kafka, bijvoorbeeld, merkt de bijzonderheden op die je ervaart als je vast komt te zitten in een abs
oluut woedend makende bureaucratische situatie. We hebben miljoenen ervaringen en als je er als schrijver een paar van kunt identificeren die consistent zijn dan kun je een herkenbare stijl ontwikkelen.”
Jouw genrehopping maakt het onmogelijk om je in een literair hokje te passen.
“Ja, op een zowel positieve als negatieve manier. Hokjes kunnen erg handig zijn…”
Als je veel boeken wilt verkopen.
“(lacht) Ja, als je veel boeken wilt verkopen… Maar hokjes zorgen er ook voor dat ik nu blijkbaar bekend sta als de alfabetman of de genrehopper. Maar ik denk dat er een patroon in mijn werk zichtbaar wordt als je al mijn boeken in volgorde zou lezen. Bepaalde dingen komen terug in mijn boeken en die suggereren dat er een identiteit achter schuil gaat. Maar ik denk dat het interessant is dat dezelfde schrijver zowel Deadkidsongs als Finding Myself schreef. That’s quite odd… Wat ik als voorbeeld neem zijn muzikanten die de noodzaak voelen om zichzelf steeds opnieuw uit te vinden. Hoewel het altijd mogelijk is om Dylan als Dylan en Bowie als Bowie te indentificeren. Maar bij elke plaat de zij in de jaren zeventig uitbrachten kreeg je het idee dat er iets aan hen zelf veranderd was. Tegelijkertijd vonden ze het noodzakelijk om de luisteraar gerust te stellen met de notie dat ze consistent waren. Dat vind ik een goed model om te volgen.”
Wat hebben al je boeken dan gemeen? Wat maakt je boeken tot typische Toby Litt-boeken, als er al zoiets zou zijn?
“Ik hoop dat er geen typisch Toby Litt-boek is. Maar zijn wel bepaalde structuurvormen die ik in verschillende boeken gebruik. Er zullen overeenkomsten zijn in proza, maar dat is iets waar ik geen controle over heb. Wat ik voor mezelf wel wil toegeven is dat ik veel schrijf over groepen mensen die zich op een of andere manier isoleren.”

Gr[img_assist|nid=246|title=|desc=|link=none|align=right|width=126|height=200]oepsdynamiek en gesloten gemeenschappen. Een ziekenhuis, een jongensclub, een popgroep. In I play the drums in a band called okay probeert een verveelde drummer op leeftijd betekenis te geven aan zijn leven. Ooit begonnen als de uitlaatklep voor vier Canadese pubers op zoek naar meisjes en seks, is okay uitgegroeid tot een internationaal hoog aangeschreven rockband die verstrikt is geraakt in de valkuilen van het succes. De drummer, Clap (druiper), zoekt een uitweg. Hij sticht een gezin en vindt uiteindelijk evenwicht in religie.

“De meeste dingen die ik waardeer in bands hebben te maken met het idee dat hun liedjes het resultaat zijn van groepscommunicatie. Het idee dat de groepsleden hun ambities collectief uitdrukken. Dat is best moeilijk als je de meeste tijd doorbrengt in een vliegtuig.”
Of met drugs.
“Hmm, ik weet het niet. Ik denk dat het begin van drugsgebruik interessant kan zijn, al het andere is geestdodend.”
I play the drums in a band called okay begon als een serie korte verhalen.
“Ja, meer dan tien jaar geleden. Ik had nooit het idee dat een langdurig project zou worden. Ik had de bandleden tamelijk spottende namen gegeven en liet ze een paar avonturen beleven in korte verhalen. Maar de band bleef terugkomen, er volgde een derde en vierde verhaal. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt en pas later ontdekte ik dat het een boek zou kunnen worden. Niet met klassieke Aristoteles-achtige plotstructuren, maar met kleine dingen die zich ontwikkelen. In de eerste verhalen drinken de bandleden veel en dan opeens is een van hen alcoholist geworden. Ik heb ze de tijd gegeven om met hun leven verder te gaan terwijl ik andere boeken schreef. Als van huis was en niet kon werken aan het boek waar ik mee bezig was en in een hotel zat dan schreef ik een verhaaltje over okay. Na een paar jaar had ik de stem van het hoofdpersonage, Clap, in mijn hoofd en kon ik de dingen zien zoals hij ze zag. Hij is erg sympathiek, denk ik.”
I play the drums… is een jongensboek, net als Deadkidsongs, maar het overstijgt dat genre omdat het vooral gaat over volwassen worden. Denk je dat popmuzikanten eeuwig kind zijn?

“Ja, dat is hun grootste pobleem.”
Clap wil volwassen worden, hij wil een saai leven, huisje-boompje-beestje.
“Ja, ik denk dat alle energie die iemand drijft tot het rammen op een gitaar of het produceren van een hoop lawaai verdwijnt als je ouder wordt terwijl de druk om te blijven presteren toeneemt als je al op vroege leeftijd succesvol bent geweest. In een bredere context is die vroege intensiteit van een band erg aantrekkelijk, vooral voor de media. Het werkt goed op televisie. Bij de beste dingen die ik ooit op televisie heb gezien, The Sex Pistols, Joy Division, Nirvana, kwam de intensiteit van iemands persoonlijkheid heel direct over. De energie die uit hun woede voortkwam.”
Je noemt nu wel tamelijk zelfdestructieve bands.
“Ja, terwijl John Lydon tegenwoordig reclame maakt voor boter en Iggy Pop voor  een autoverzekering. Zeer merkwaardig.”
Maar het idee van een verveelde rockmuzikant die religie vindt, zoals Clap, is helemaal niet zo vergezocht.
“Nee. Vooral in de jaren zeventig was er zo’n trend bij artiesten als Bob Dylan en Van Morrison. Voor dat soort sterren komt er altijd wel een moment dat ze zich ergens in een betekenisloze situatie bevinden en er plotseling iemand komt vragen of ze misschien eens willen bidden. Ze weten dat hun ego te groot is en ze willen zich onderwerpen aan iets anders. Ze hebben veel te veel meegemaakt, ze zijn leeg. Clap zoekt naar iets waarmee een heleboel dingen er niet langer toe doen. Het boeddhisme is daar erg geschikt voor.”
Clap is een aardige vent met persoonlijkheid, maar in het echte leven zijn rockdrummers of geheel anoniem of het zijn opgeblazen ego’s en karikaturen zoals Keith Moon of John Bonham. Is Clap gebaseerd op een bepaalde drummer?
“Nee, Clap en het feit dat hij drums speelt, was een instinctieve beslissing. Ik had Clap ritmegitarist kunnen maken omdat ik dat zelf ook ben. Drummer is een goede keuze, een drummer in een band is altijd de waarnemer, de beschouwer. Een drummer zit – hij zit ook achter de andere bandleden, een drummer houdt de boel samen. Met een drummer als hoofdpersonage werd het me duidelijk dat het boek over ritme zou gaan, bijvoorbeeld het ritme van de ontwikkelingen van de band en de personages.”

Je mengt fictie met non-fictie. Leonard Cohen speelt een tamelijk grote rol van betekenis. Clap wil met hem in contact komen, niet alleen omdat het Cohen is. Wat fascineert je aan Cohen?
“Hij is
[img_assist|nid=247|title=|desc=|link=none|align=right|width=130|height=200]een van de beste schrijvers die ook muzikant is, iemand die zowel literatuur als muziek op een erg hoog niveau heeft gedaan. Hij heeft het voor elkaar gekregen om literatuur in popsongs te stoppen zonder dat het overbelast raakt. Hoewel ik erg van Dylan houd, moet ik zeggen dat Dylan een tekstregel vaak nogal overlaadt terwijl Cohen van die vierregelige coupletten kan schrijven waarin elke lettergreep perfect geplaatst is. Ik denk dat zijn songs daarom tegenwoordig zo veel gecovered worden, ze hebben de zelfde eigenschap als een Cole Porter-song. Ze zijn erg prettig om te zingen, de woorden passen goed bij de muziek maar tegelijkertijd is er een discrepantie. Cohen is heel goed in het vertellen van een verhaal in een liedje. Voor mijn boek is Cohen natuurlijk ook van belang vanwege zijn periode van afzondering in een klooster. Hij is een goed rolmodel voor Clap.”

I play the drums.. is deels een dagboek, deels een rock ’n roll-autobiografie en een bekentenis. Het gaat niet echt over de muziek zelf. Het enige dat we te weten komen over de muziekstijl van okay is dat het klinkt als The Velvet Underground op kwart snelheid.
“Ik wilde geen lange beschrijvingen van de muziek maken. Ik laat de titels van songs een suggestie geven. Fictie over popmuziek werkt meestal niet. Je krijgt niet de ervaring die je hebt als je bij een optreden bent. Muziek is non-verbale communicatie.”
Er is opvallend weinig fictie over popmuziek. Ik las recentelijk Sway van Zachary Lazar, maar dat is eigenlijk geen fictie, en Kill Your Friends van John Niven, een hilarisch exposé over de Britse muziekindustrie.
“Ik lees veel over muziek, maar vooral non-fictie, boeken over muzikanten. Ik wilde geen met I play the drums… ook geen rock ’n roll-roman schrijven. Een liedje van drie minuten en een roman zijn kunstvormen die heel ver uit elkaar staan. Een drieminutenliedje kan een roman suggereren. Eleanor Rigby… hoewel… nee, dat is  eerder een kort verhaal. Een roman is iets dat een onerwerp langzaam overweegt terwijl een popsong vaak een stortvloed van energie is. Als je op die manier een  roman wilt schrijven zal je falen.”
Je hebt zelf gitaar gespeeld in bandjes. Had je iets aan die ervaring voor het schrijven van I play the drums…?
“Een beetje, maar ik was een jaar of dertien toen ik in bandjes speelde. Ik was in een geheel andere fase in mijn leven dan de leden van okay. Muziek ging voor mij toen niet over meisjes, het publiek of…”
Drugs.
“Zeker niet over drugs, nee (lacht). Misschien ging het wel over vier mensen die samen een hoop lawaai maken, maar niet over het soort problemen die dat met zich meebrengt als je het voor je boterham doet. Een van mijn gefantaseerde alternatieve levens is het idee wat er gebeurd zou zijn als een van die bandjes waarin ik speelde beroemd was geworden en ik nu nog muziek zou maken, hoe dat zou zijn. Daar heb ik wel over nagedacht toen ik het boek schreef.”

Met je nieuwste boek, Journey into Space, speel je met het science fictiongenre. Niet iedereen kon dat waarderen. Ursula le Guin, de oma van de naoorlogse Amerikaanse SF- en fantasyliteratuur vond het een slecht boek. Misschien begreep ze het niet, want je lijkt geen boodschap te hebben aan de conventies van een genre, je keert het eerder binnenstebuiten.
“Binnenstebuiten is misschien niet zo’n slechte beschrijving. Voor mij heeft het geen zin om in de kenmerkende stijl van een bepaald genre te schrijven. Wat betreft science fiction was ik niet geïnteresseerd in het idee van een spannend verhaal over een toekomstige wereld, zo’n typisch verhaal dat mensen aantrekt in science fiction. Ik dacht meer aan iets als Solaris, het boek – niet de film, die ben ik pas gaan zien nadat ik mijn boek geschreven had.”
Jouw boek deed me aan Philip K. Dick denken in de zin dat Dick nooit kenmerkende genre-SF schreef en altijd meer geïnteresseerd was in wat betekent om mens te zijn.”
“Ik zou mezelf niet met hem durven te vergelijken… Maar ja… Ik ben me er van bewust dat ik zwakker ben dan het genre in kwestie is. Ik kan ik geen roman schrijven die gesitueerd is in een ruimteschip zonder dat het deel uitmaakt van het SF-genre. Maar ik kan wel een boek schrijven met het idee dat het gaat over het leven in een ruimteschip, in plaats van een boek te schrijven met het plan om een SF-roman te maken. Dat is een geheel andere benadering.”
Vergelijkbaar met die van J.G. Ballard?
“Ik bewonder Ballard omdat zijn werk echt vreemd en verontrustend is. We weten nog steeds niet echt wat hij bedoelde (lacht). Het leek wel of hij een privé-mythologie construeerde, een groot web van metaforen. Ik geloof niet dat zijn werk consistent was, maar het had wel structuur. Ik denk dat Dick manisch schreef. Hij schreef sneller dan hij kon lezen. Ik vond zijn boeken altijd moeilijker te lezen dan die van Ballard. Dicks personages zijn niet meer dan schetsen, het lijkt wel of hij er niet in geïnteresseerd was.”

Journey into Space en I play the drums in a band called okay zijn verschenen bij Penguin. Ik ben de drummer van de band okay, in de vertaling van Irving Pardoen, is verschenen bij uitgeverij Anthos.

www.tobylitt.com

Het gesprek met Toby Litt vormde de basis voor een artikel in AD Haagsche Courant, september 2009.