Theo van Goghs Toti in Haags stadhuis (1997)

De Belgische regisseur Sam Bogaerts vond het stadhuis in Den Haag in eerste instantie op een melkpak lijken, maar al tijdens de repetities voor het in het atrium op te voeren multimedia-project Toti raakte hij onder de indruk van het gebouw en de sfeer.
“Het is hier, vreemd genoeg, erg gezellig. Je hebt veel mensen van verschillende rangen en standen, zoals dat zo mooi heet, die zich hier allemaal thuis voelen’’, zegt Bogaerts in de trouwzaal van het stadhuis, waar hij stiekem een sigaretje rookt.

Toti, naar een verhaal van cineast, columnist, radio- en televisiemaker Theo van Gogh is een productie van de Stichting Atrium en een initiatief van componist en muzikant Rainer Hensel. Met de wetenschap dat Hensel de componist is van enkele Van Gogh-films, waaronder het recente Blind Date, is de verbinding met acteur Peer Mascini snel gelegd. Mascini speelde een voorname rol in Blind Date en is een groot liefhebber van het werk van de even aanbeden als verguisde Van Gogh.
“Afgezien van wat Theo nu precies zegt, vind ik dat hij een erg prettige stijl heeft met een bepaald soort ritme dat prettig is om te spelen. Toti vind ik zowel poëtisch als absurd, daar hou ik wel van’’, zegt Mascini. “Natuurlijk is het in het atrium heel anders spelen. Het is niet De Brakke Grond. Het is een avontuur omdat we niet weten hoe het allemaal gaat uitpakken’’.

Rainer Hensel, die de muziek voor Toti schreef en het geluidsdecor ontwierp, vroeg Sam Bogaerts het stuk te spelen en te regisseren. “Voor spelen had ik geen tijd, maar regisseren in zo’n decor leek me fantastisch. Het verhaal vind ik ook erg goed en de thematiek van een kleine kwetsbare mens in zo’n onaantastbaar gebouw met smetteloze witte tinten, veel glas, licht en ruimte spreekt me aan’’. Met de muziek van Hensel, de vormgeving (onder meer diaprojectie) van beeldend kunstenares Hester Scheurwater, het lichtontwerp van Reier Pos én een doordacht gebruik van Richard Meyers bouwwerk, is van Toti een hedendaagse, maar vooral innemende voorstelling gemaakt.

Toti is een vroeg verhaal van Theo van Gogh. Daarin haalt hij jeugdherinneringen op aan zomerdagen in Katwijk, waar de jonge Van Gogh gefascineerd werd door invaliden. ’De Mobiele Eenheid van het Zeehospitium’ noemde hij de in rolstoelen vastgesjorde kinderen. “Ik ken Van Gogh niet. De enige overeenkomst is dat we allebei een dikke buik hebben’’, zegt Bogaerts droog.
“Maar ik hou wel van de manier waarop hij zich presenteert en de standpunten die hij uitdraagt. Ik heb altijd vermoed dat er een heel gevoelig mens achter zit en dat wil ik voelbaar maken. Verder gaat Toti helemaal niet over hem. Het gaat over een zekere Ivar, gespeeld door Peer Mascini, die van kleins af aan is afgewezen door zijn ouders en anderen, waarschijnlijk omdat ’ie te lelijk was. Dat is een probleem voor veel mensen in de maatschappij, maar Ivar heeft zijn eigen weg gevonden als compensatie. Als je lelijk bent, word je óf heel erg slim óf heel erg leuk. Hij vindt zijn oplossing in het moedwillig invalide willen worden. Hij wil in een rolstoel leven, want Ivar heeft in zijn jeugd gezien dat mensen in een rolstoel veel aandacht krijgen. Hij wordt dan ook verliefd op Toti, een meisje in een rolstoel’’.

Bogaerts en Mascini omschrijven Toti als een absurd verhaal met wrange humor. Tijdens een van de repetities zagen ze buiten het stadhuis een invalide voorbij komen. “Ik was geshockeerd van mezelf’’, herinnert Bogaerts zich. “Je ziet opeens de realiteit. De eerste reactie was lachen, hoewel ik me afvroeg waarover ik lachte. Die afweging zit ook in het verhaal’’.
De architectuur van Richard Meyrs ijspaleis was het startpunt voor de vorm van Toti, vertelt Bogaerts. “Ja, en het werk van Hester Scheurwater. Daarnaast heb ik gezocht naar dingen die niet in een theater zouden kunnen, zoals het gebruik van de liften. Maar naast dat culturele aspect heb je hier in het atrium letterlijk het sociale aspect van kleine mensen die zich moeilijk kunnen handhaven in de maatschappij. Dat symboliseert Ivar in zijn rolstoel een beetje’’.
De regisseur vindt het mooi dat het publiek tijdens de voorstelling in het atrium het leven in de stad blijft meemaken. De speelruimte wordt niet afgescheiden van de buitenwereld. “Die achtergrond van de stad die leeft en blijft leven, iets dat je in het theater niet hebt, lijkt me voor het publiek ook erg bijzonder. Misschien ondergaan ze Toti als een soort liturgie en dat heeft alles met het gebouw te maken en het idee van gemeenschapsgevoel dat bij een stadhuis past. Dat mensen daartoe in staat zijn, is een grote kracht’’, meent Bogaerts die de opvoering van Toti een mooie en waardevolle ervaring vindt. “Ik kom niet bepaald tegen mijn zin vanuit Gent vijf uur met de trein om me hier te vervelen’’, grinnikt de innemende Belg.

Haagsche Courant, maart 1997