Nick Cave neemt afstand van het verleden (1990)

“Ik haat interviews”, verzucht Nick Cave als de bandrecorder is uitgezet. “Waarom ik ze dan geef? In een vlaag van welwillendheid heb ik m’n toestemming aan de platenfirma gegeven. Ach, ik ben blij even uit Londen weg te zijn, een vreselijke stad. Zat ik maar in Brazilië.”

Foto © Michel Linssen

“Ik haat interviews”, verzucht Nick Cave als de bandrecorder is uitgezet. “Waarom ik ze dan geef? In een vlaag van welwillendheid heb ik m’n toestemming aan de platenfirma gegeven. Ach, ik ben blij even uit Londen weg te zijn, een vreselijke stad. Zat ik maar in Brazilië.”

Foto © Michel Linssen

De Australische zanger, schrijver, acteur en enfant terrible Nick Cave lijkt een nieuwe balans in zijn leven gevonden te hebben. De drugs zijn afgezworen en met The Good Son heeft hij met zijn groep The Bad Seeds zijn tot dusver evenwichtigste lp afgeleverd. Zijn werk verantwoorden weigert hij pertinent. “Waar het titelnummer over gaat? Ik zou het niet weten”, zegt hij ironisch. “Ik heb geen zin om alles uit te leggen. Het nummer verwijst naar de parabel over Christus. De verloren zoon en de zoon die thuis blijft, de goede zoon. Hoe het kwade het goede corrumpeert en andersom.”
“Vooral over deze nieuwe plaat wil ik weinig kwijt. Er zit een zekere mate van mysterie in mijn teksten en ik wil beslist niet demystificeren. De muziek spreekt voor zich”, stelt Cave. “Je hoeft niet eens naar de teksten te luisteren om tot de essentie van de plaat door te dringen. De essentie is wat de luisteraar voelt.” Als ik zeg dat een bepaalde droefheid zich opdrong na herhaalde beluistering, is Cave blij dat te horen. “Daar was het me om te doen. Het is een trieste plaat.”

Is dat een reflectie van zijn eigen gemoedstoestand? “Misschien wel”, antwoordt Cave behoudend. “Het afgelopen jaar had ik een gevoel van verlies over iets wat ik ooit had. Het is zo abstract en vaag als dat. Meer wil ik er niet over kwijt. De muziek spreekt voor zich.” Cave praat gelukkig. Dat is meegenomen. Drie jaar geleden zaten we ook al tegenover elkaar. Toen was het onderhoud na een klein kwartier zinloos geworden. Nick zat in de put, zag lijkbleek en stond stijf van de drugs. Er kwam toen niet meer dan ja en nee uit zijn mond. Nu zegt hij zich van die periode niets meer te herinneren. Zand erover. The Good Son is een meeslepende plaat en de maker lijkt wat mededeelzamer geworden.

The Good Son mag een keerpunt in Caves oeuvre (vijf solo-platen, twee lp’s met de legendarische Birthday Party, één met The Boys Next Door, een roman en een dichtbundel) zijn. Verdwenen is de gezwollen beeldspraak, de pathos en de tergende zelfreiniging. Cave daalt in zijn songs niet langer af naar de duistere spelonken van de ziel om te zwelgen in pijn, angst en Het Kwaad (“Ik heb mijn emoties ingehouden. Er zit nog genoeg boosheid in mij voor een heleboel platen.”) Nog meer dan in het verleden vertelt de zanger verhalen met een sterk allegorische context. Het Oude Testament blijft daarbij een bron van inspiratie, maar de vergelijkingen en metaforen zijn minder obsessief.
Nieuwe platen worden doorgaans vergeleken met voorgaand werk. The Good Son lijkt in die optiek een tegenpool van Tender Prey, dat een nerveuze en gejaagde indruk maakte.
 “Ik denk dat The Good Son een eerlijker plaat geworden is. Tender Prey ontstond uit een intense verwarring en chaos. Professionele en emotionele chaos. Met deze nieuwe plaat wil ik afstand nemen van het verleden. Het moest een plaat worden met een bepaalde sfeer. Muziek die romantisch, droef en prachtig zou moeten worden en waarmee ik dingen zou kunnen doen die ik al jaren wil, zoals het gebruik van strijkers en veel piano. Deze plaat is geen graadmeter voor de koers van The Bad Seeds. Wij willen als groep zoveel mogelijk verschillende soorten platen maken en vaak is een nieuwe een reactie op de vorige.”

The Good Son werd grotendeels opgenomen in Brazilië. Nadat The Bad Seeds een paar jaar geleden in Zuid-Amerika speelden, werd de band verliefd op dat land, vertelt Cave die er regelmatig naar terug gaat. “Ja, de mensen daar hebben het moeilijk. Het sociale klimaat is onzeker, maar de manier waarop de mensen er leven is zeer inspirerend. Ze baseren hun leven op simpele, fundamentele dingen, zoals eten en drinken. De plaat is opgenomen in São Paolo, de op vier na grootste stad in de wereld en een gigantische smerige troep. Maar het fijne van Brazilië is, dat in welke stad je ook komt, er een eigen identiteit en cultuur is. Rio de Janeiro is totaal anders dan São Paolo. Rio is fantastisch, het is een soort wegrottende badplaats waar het misdaadpercentage ongelofelijk hoog is.”
“Ik kan onmogelijk zeggen dat Brazilië invloed had op mijn muziek. Ik heb er veel songs geschreven, maar we gingen er niet naar toe om er de cultuur te jatten. Ik ben geen David Byrne. Maar aan beïnvloeding is niet te ontsnappen. Je hoort er overal muziek, in ieder restaurant en op iedere straathoek.” Geen latinsfeertjes op The Good Son, maar wel een songtekst in het Portugees, Foi Na Gruz. “Dat betekent Hij was aan het kruis en die tekst heb ik van een meis-je uit São Paolo.”

“Het algemene idee voor The Good Son was een plaat te maken waarop iedere song een bepaalde atmosfeer had; een gevoel van verlangen naar iets wat verloren gegaan is. Daar gaan de meeste songs over.”
The Weeping Song (vader-zoon dialoog over vergankelijkheid), Sorrow’s Child (verdriet en troost), The Hammer Song (het noodlot) en Lament (mensen blijven vreemdelingen voor elkaar) zijn imponerende en ontroerende songs in een naar romantiek neigende muzikale bedding van piano, gitaren, percussie (veel vibrafoons en donderende paukenslagen) en strijkers. Voor Cave komt het schrijven van songs voort uit inspiratie en hij verwerpt de visie van het vakmanschap. “Liedjesschrijver of auteur zijn is geen vak. In de kunst is er enkel inspiratie. Het is welhaast een miraculeus proces. Ik geloof dat ik in een positie verkeer waarin mij inspiratie gegeven wordt. Het is een gave.” Is waarnaar Cave in zijn songs op zoek is hetzelfde als waar hij in het leven naar speurt? “In mijn leven zoek ik naar een beetje liefde en respect. Daar-naast naar erkenning voor mijn moeite. Waarschijnlijk zoek ik verkeerd en zal ik het nooit vinden…”

Erkenning voor Caves literaire kwaliteiten was er vorig jaar buiten de muziekwereld, toen zijn roman And the Ass saw the Angel verscheen. Hij was blij met die erkenning maar voegt eraan toe: “Er zijn veel vooroordelen omtrent een zanger die een boek schrijft. In de kunstwereld wordt een schrijver tot de elite gerekend en de rockmuzikant staat in die optiek op de laagste sport van de hiërarchie. Velen vinden het arrogant van een rockmuzikant om een roman te schrijven en er zijn mensen die dat boek niet los kunnen zien van mijn imago als zanger. Jammer, want het is een goed boek. Ze weten niet wat ze missen.”
“Ik zie mezelf in de eerste plaats als zanger, omdat ik dat het meest doe. Er is natuurlijk een verschil tussen het schrijven van songs en een boek. Het schrijven van een roman is zwaar en gedisciplineerd werk (Cave deed vijf jaar over And the Ass saw the Angel – EQ) waar je voortdurend mee bezig moet zijn. Bij een liedje kun je je de luxe permitteren om op inspiratie te wachten. Eind dit jaar wil ik aan een volgende roman beginnen.”

Haagsche Courant, 1990