Martien ‘Gammeltje’ Groeneveld: “Geluid moet er goed uitzien.” (1998)

Regen en wind teisteren Amsterdam. Maart roert z’n staart met onophoudelijke buien die door een stormachtige wind woren voortgejaagd. Het lijkt nooit meer droog te worden, maar op het moment dat Martien Groeneveld in de tuin achter zijn woonatelier zijn reuzen-xylofoon begint te bespelen heeft het er alle schijn van dat de natuur haar geweld even staakt om mee te luisteren.

Regen en wind teisteren Amsterdam. Maart roert z’n staart met onophoudelijke buien die door een stormachtige wind woren voortgejaagd. Het lijkt nooit meer droog te worden, maar op het moment dat Martien Groeneveld in de tuin achter zijn woonatelier zijn reuzen-xylofoon begint te bespelen heeft het er alle schijn van dat de natuur haar geweld even staakt om mee te luisteren.

De klanken die de Amsterdamse kunstenaar, instrumentenbouwer en uitvinder uit zijn slaginstrument haalt, zijn al even indrukwekkend als de omvang van de xylofoon. Het meer dan twee meter hoge gevaarte heeft iets weg van een klimrek als Groeneveld naar boven klautert op zoek naar de hoge tonen. Vervolgens roetsjt hij naar beneden zonder ’n noot van zijn compositie te missen. Onmiddellijk na zijn triomfantelijke demonstratie komt de regen weer met bakken uit de hemel. Of de rust tussen de buien door daadwerkellijk het resultaat van Groenevelds improvisatie was, lijkt niet waarschijnlijk. Toch straalt zijn werk een bepaald gevoel van magie uit. Of hij nu de reuzen-xylofoon bespeelt, de zeemachine, de mondharmonicavlag of de VW Kever-harp ter hand neemt, Groenevelds instrumenten lijken de tijd even stil te zetten. De toeschouwer raakt in verwarring, want op het eerste gezicht hebben zijn instrumenten meer weg van kunstobjecten.

Martien Groeneveld (1947) studeerde schilderen en grafiek aan de Rietveld Academie, maar als beeldend kunstenaar is hij ’n buitenbeentje. De man die zelf liever zwijgt en zijn werk laat spreken, noemt zich een visueel geluidskunstenaar. ,,Ik wil dingen maken die zowel visueel als auditief interessant zijn. Ik maak theater met geluid", zegt hij terwijl hij zijn zeemachine in werking stelt. Dit vreemd ogende apparaat, deels geaakt uit papier en karton, brengt het geluid van de zee voort. Door een ruk aan een touw begint een aantal op elkaar gestapelde en met steenjes gevulde dozen te kantelen. Het voortgebrachte geluid is niet te onderscheiden van de klanken die de branding voortbrengt. Het zijn echter niet zomaar wat losse steentjes die hier de golfslag verbeelden, Groeneveld heeft er diep over nagedacht. ,,Enkele dozen zijn gevuld met Indonesische boontjes en andere met cous-cous. Dat laatste spul is heel fijn en geeft het sissende geluid van het schuim".

,,Als kind groeide ik op in Krimpen a/d IJssel, bij de scheepsbouw. Het te water laten van een schip ervoer ik als theater. Ik ging vaak mee met een sleepbootje dat de pont over de IJssel trok. De geluiden van de motor vond ik erg mooi, maar ook de lucht van diesel sprak me aan. Ik denk dat daar de wortels van mijn werk liggen", stelt Groeneveld, die in 1979 naam maakte met een installatie gebaseerd op de piepende geluiden van trams in de bocht bij het Rembrandtsplein, waar hij destijds woonde. Groenevelds kunstzinnige muziekinstrumenten hebben iets weg van fantasievolle, maar niet zelden onafgemaakte knutselwerken. Zijn harp, gemaakt op een gevonden chassis van een Volkswagen-Kever, een winkelwagentje en een oud motorzadel, oogt gammel. ,,Als kind knutselde ik al veel en mijn broer noemde me toen ‘gammeltje’ omdat alles wat ik maakte nogal gammel was. Mijn broer knutselde ook. Hij maakte alles solide, terwijl ik met touwtjes en plakband werkte. Ik wil dat mijn werk organisch is. Er moet frictie in zitten, zodat het gaat leven. Het theatrale aspect van zijn werk is terug te voeren naar de tijd dat hij, eind jaren zeventig, deel uitmaakte van de Dogtroep. ,,In die periode was er van alles aan de hand in de kunst en als je met zo’n groep mensen optrekt, merk je dat niets te gek is en alles kan. Dat is ook mijn uitgangspunt, maar je moet leren om een idee vorm te geven en daar niet bang voor te zijn. Het is een ontdekkingsreis. Waar ik naar op zoek ben in mijn werk zijn expressiemogelijkheden om verhalen te vertellen. De geluiden die ik bijvoorbeeld op de harp speel, roepen gevoelens op en spreken tot de verbeelding. Maar het geluid moet er vooral ook goed uitzien".

Haagsche Courant, maart 1998