Lux Interior: De mad, mad daddy is niet meer (2009)

‘When I die don’t you bury me at all/Just nail my bones upon the wall/Beneath these bones let these words be seen/”This is the bloody gears of a boppin’ machine”/Roll on’ (uit: ‘Rockin’ Bones’)

Foto © Michel Linssen

‘When I die don’t you bury me at all/Just nail my bones upon the wall/Beneath these bones let these words be seen/”This is the bloody gears of a boppin’ machine”/Roll on’ (uit: ‘Rockin’ Bones’)

Foto © Michel Linssen

Lux is niet meer. Ivy moet zijn beenderen aan de muur spijkeren. Roll on, Lux, Raw Bones. Lux Interior (1946-2009) zong het lang geleden in Rockin’ Bones. Niet eens een liedje dat hij en zijn band The Cramps zelf geschreven hadden. Een cover. Dat waren vaak de betere songs die Lux op het repertoire had staan. Rockin’ Bones was een obscuur rockabilly-liedje van ene Ronnie Dawson en is ook op de plaat gezet door Elroy Dietzel & The Rhythm Bandits en J. Mikel and the Fenders. Het origineel van Dawson had Lux, een obsessief verzamelaar, waarschijnlijk thuis want het is te vinden op de door hem samengestelde verzamelaar Songs The Cramps Taught Us (de originele bootleg van 1000 stuks op Monsters A Go Go Records en dus niet die stomme Europese imitatie op Cato Records – jawel, het voert ver, maar Lux zou er net zo’n punt van gemaakt hebben als ik). Afijn, het verhaal van Lux Interior en The Cramps gaat over de zin en onzin van weirde rock ’n roll-, rockabilly-, en surfplaatjes. Novelty records. Leipe songs over psychotische types uit goedkope horrorfilms (I Was A Teenage Werewolf), zombies (Zombie Dance), groen pluis (Green Fuzz), worstelaars (The Crusher) en de geneugten van gebraden, geroosterde en gekookte kippetjes (Chicken). Yum yum!

‘I dig that goddam rock ’n roll/that kinda stuff that don’t save souls’ (uit: ‘Goddam Rock ’n Roll’)

The Cramps kwamen in 1975 voort uit de verzamelwoede van Lux Interior (echte naam is niet van belang) en zijn vriendinnetje Poison Ivy Rorschach (idem). Rare plaatjes verzamelen is leuk, maar als je je favoriete muziek nooit eens live kunt horen, omdat de uitvoerende artiesten dood of krankzinnig verklaard zijn, dan kan je het maar beter zelf leren spelen (hallo Rudi Protrudi!). Zo moeilijk is dat niet, maar wat The Cramps nu net een stuk beter maakten als bijvoorbeeld The Fuzztones, was de larger-than-life stripverhalen/B-films-waanzin die Lux personificeerde. Hij was daarbij net zo zichzelf als Screamin’ Jay Hawkins.

Boomlang en broodmager, gestoken in vaak niet meer dan een zwart heupslipje van PVC en wankel waggelend op nine inch heels; dat was Lux ten voeten uit. ‘I am the mad, mad daddy’, brulde hij dan om vervolgens de microfoon in z’n mond te stoppen en op een gitaarversterker te gaan dansen – of, zoals bij optredens in Paradiso, met ware doodsverachting naar het balkon te klimmen. Het andere gezicht van The Cramps was Ivy; de gitariste die er uitzag als een gesjeesde stripper, cool en onaantastbaar, gewapend met twee akkoorden en een fuzzbox. Nick Knox, een drummer die maar net tot 4 kon tellen, hield de boel bij elkaar. In den beginne was er ook nog Bryan Gregory (1954-2001) een angstaanjagende gitaarbeul die vaker liggend dan staand op het podium te vinden was. Dit kwartet maakte, mede op kracht door de door Alex Chilton in Memphis geproduceerde platen Gravest Hits en Songs The Lord Taught Us, een onuitwisbare indruk tijdens hun eerste optredens in Nederland in 1979. Scary stuff, best wel. Maniakken waren het. De daarop volgende tour, zonder Gregory, maar met een gitarist, Kid Congo Powers, die echt een beetje kon spelen, was ook verbluffend. Maar het in 1981 uitgebrachte album Psychedelic Jungle is eigenlijk, als we eerlijk zijn, de laatste echt goede Cramps-LP. Lux en Ivy gingen steeds meer zelf songs schrijven, waar overigens juweeltjes tussen zaten (Under The Wires, Can Your Pussy Do The Dog?, Bikini Girls With Machine Guns), en de live show werd een voorspelbaar showtje. De laatste keer dat ik The Cramps zag was in 1990, in de Amsterdamse Jaap Edenhal nota bene, want de band stond onder contract bij EMI en EMI (‘they did it all for fame’, zou Johnny Rotten zeggen) had grootse plannen met The Cramps. Het was een lollige avond, zondermeer, maar de band had Kid Congo al lang verloren en hij was vervangen door Candy del Mar die basgitaar probeerde te spelen – lekker trashy om te zien maar muzikaal volkomen onnodig.
The Cramps gingen nog jaren door, maar werden, net als The Ramones in hun latere jaren, bijna een parodie op zichzelf. De eerste platen van The Cramps koester ik. Van Gravest Hits en de single Drug Train tot en met Smell Of Female (1983).

Lux is niet meer, zijn hart begaf het. Ivy kan zijn botten aan de muur spijkeren.

‘I wanna leave a happy memory when I go/I wanna leave something to let the whole world know/That the rock ’n roll daddy has done passed on/But my bones will keep rockin’ long after I’ve gone’ (‘Rockin’ Bones’)

Februari 2009.