Julian Cope: “Ik leef in een andere dimensie.” (1995)

“Bono is een stokpaardje van me, ik mag graag over hem zeuren. Ik wil duidelijk maken dat ik een anti-stem ben. Ik haat U2.”

Als hij moet kiezen tussen Blur en Oasis, dan kiest Julian Cope voor Oasis. De vroegere zanger van de Liverpoolse groep Teardrop Explodes vindt Blur verschrikkelijk. “Maar die gozer van Oasis is een goede liedjesschrijver.” Julian Cope maakte de afgelopen tien jaar een groot aantal ongrijpbare platen vol psychedelica, milieuvriendelijke teksten en al dan niet gespeelde gekte. “Als men denkt dat Julian Cope knettergek is, klopt dat. Ik sta buiten de maatschappij. Dat is wat ik onder gek versta en dat betekent niet dat ik een schuimbekkende idioot ben.”
Nee, gek is Julian Cope niet. Eerder gedreven, bevlogen en onstuitbaar enthousiast. Zijn nieuwe cd 20 Mothers (Better To Light A Candle Then To Curse The Darkness) bevat twintig welhaast tijdloos te noemen speelse, typisch Britse popsongs, die inhoudelijk wel degelijk de tijdgeest verwoorden. Julian Copes tijdgeest, wel te verstaan en dat betekent prettig gestoorde, metaforische liedjes over Moeder Aarde, vegetarisme, kinderen (Cope is de trotse vader van twee dochters), archeologie (de zich ‘Arch-drude’ noemende zanger werkt al jaren aan een boek over Stonehenge-achtige bouwsels in het Verenigd Koninkrijk), drugs en Courtney Love. “Andere Britse popgroepen? Supergrass is aardig en de eerste singles van Ash vond ik prima. Tricky heb ik nog niet gehoord en Portishead ken ik ook niet. Voor Scott Walkers Tilt was ik niet klaar. Die plaat putte me volkomen uit. Van jungle weet ik niets. Techno? Hmmm, misschien. Kijk, ik leef in een totaal andere dimensie. Ik luister overigens liever naar een willekeurige plaat uit de jaren zestig. Ook al is het rommel, dan hoor ik toch muziek gemaakt door mensen die destijds vol hoop waren. Ik zou van Nine Inch Nails niet eens een plaat in huis willen hebben. Brrr, wat een negatieve energie. Die muziek is verlagend voor het menselijk ras. Nee, mijn invloeden komen tegenwoordig allemaal uit de krautrock, een typisch jaren-zestigfenomeen waar ik een boek over geschreven heb.”

Nadat Julian Cope in 1992 Island Records had verlaten, werd het voor zijn overzeese fans moeilijk om ‘s mans activiteiten bij te benen. Hij maakte platen in eigen beheer (Ride, Skeleton Cronicles en Queen Elizabeth), schreef een boek over zijn herinneringen aan de Liverpoolscene ten tijde van de Teardrop Explodes (Head-On) en bracht de cd Autogeddon uit bij het kleine Echo-label. “Ik kan me niet druk maken om zaken als distributie. Het kan mij niet schelen of je Autogeddon vandaag koopt of pas over twintig jaar. Ik heb zelf ook jaren moeten zoeken naar al die krautrockplaten. Overigens is mijn boek over krautrock af. Krautrocksampler heet het. Het gaat over groepen als Can, Faust, Neu, Amon Düül, Ash Ra Tempel en de eerste vier platen van Tangerine Dream. Het is een kosmisch handboek geworden en geen boek met nummers en feiten. Wist je trouwens dat de term krautrock geen xenofobisch bedenksel van de Engelse pers was? Nee, Amon Düül had in 1969 een plaat die Mama Düül Und Ihre Sauerkrautband heette.” Julian Cope is niet te stuiten. Met het onnavolgbare enthousiasme van een kind dat over z’n nieuwste speeltje vertelt, praat hij honderduit over obscure Duitse bandjes uit de periode 1967-1974. Hij vergeet bijna zijn nieuwe plaat te promoten, een plaat die erg Engels en erg sixties klinkt. Liedjes als Wheelbarrow Man en het folk-achtige Road Of Dreams doen denken aan lang vergeten bandjes als The Creation, The Smoke en zelfs The Incredible String Band.

“Dat je het Leger des Heils in Road Of Dreams denkt te horen, heeft te maken met de traditie van folkmuziek”, verklaart Cope. “Die muziek is wat men noemt ‘publiek eigendom’. Die folkdeuntjes dragen we met ons mee, in ons onderbewustzijn. Iedereen kan met die melodietjes een liedje maken. Weet je, de liedjes die ik schrijf zijn niet per definitie van mij. Ze gaan slechts door mij heen. De afgelopen jaren heb ik veel visioenen over muziek gehad, maar soms kom ik er achter dat er tachtig jaar geleden een componist was die precies hetzelfde idee gehad moet hebben. Kwestie van frequenties, denk ik maar”, zegt Cope wat zweverig. En vertelt vervolgens een bizar verhaal over hoe hij een dag eerder op de twintigste verdieping van een Belgisch hotel de kracht van aardstralen beleefde. Terug op aarde praat hij verder over 20 Mothers en over het liedje Highway To The Sun waarin U2’s Bono figureert. Het is niet de eerste keer dat Julian Cope zich uitlaat over de Ierse zanger. “Ja, Bono is een stokpaardje van me. Ik wil nu eenmaal graag over hem zeuren, ik wil duidelijk maken dat ik een anti-stem ben. Ik haat corporaties en U2 is een corporatie. Eens in de paar jaar dalen zij af in de underground van de popmuziek om eruit te halen wat hip en nieuw is. Vervolgens zeggen ze dan dat zij die muziek bedacht hebben. Dat vind ik obsceen. Wat mij betreft mag U2 zo veel geld verdienen als ze willen, maar geloofwaardigheid verdienen ze niet. Als ik in Queen/Mother zing ‘I hate my life and I want to die’ refereer ik aan Kurt Cobain en Courtney Love. Er zit een mellotron in dat nummer, omdat het geluid van de mellotron voor mij de dood aanduidt. Queen/Mother is een eng liedje en het steekt nogal af tegen de andere songs op 20 Mothers. Toen ik met dat liedje bezig was kreeg ik toevallig net een prachtige brief van Courtney”, vertelt Cope. Hij kent de weduwe van Cobain en de omstreden zangeres van Hole nog uit de tijd dat ze als tiener het Liverpool van Teardrop Explodes en Echo & The Bunnymen bezocht. “Ik wilde Courtney’s spirit op de plaat omdat ik erg veel van haar houd. Zij is een uitzonderlijk mens, een van de laatste grote rocksterren.”

De Gelderlander, 1995