John Lydon heeft voor intolerantie geen tijd (1989)

“Laat me er uit, iemand heeft hier heel goedkope parfum gebruikt”. Met zijn neus demonstratief dichtgeknepen baant John Lydon zich een weg door de mensen uit de lift van het Sonesta Hotel in Amsterdam. De oude vos heeft zijn streken nog niet verleerd, althans niet publiekelijk.

Foto © Michel Linssen

Zijn groep heet niet voor niets Public Image Limited (PiL). Maar het voormalige enfant terrible van de punkbeweging toonde zich tijdens een gesprek volwassen en vooral intelligent. Hoewel de ontmoeting bedoeld was ter gelegenheid van het verschijnen van de nieuwe PiL-lp 9, bleek praten over muziek uiteindelijk bijzaak voor deze gedreven man. Lydon heeft het liever over politiek en politie, Thatchers Engeland, tolerantie en geluk.
Hij heeft nog steeds dat verbeten bekkie, die fel priemende ogen en die dwingende dictie als in 1977. Zijn naam is veranderd en zijn muziek heeft zich ontwikkeld. Johnny Rotten werd John Lydon, The Sex Pistols werd PiL. Gebleven is zijn agressie tegen alle hypocrisie in de wereld. De trefwoorden die betrekking hebben op Lydon zijn recalcitrant (gedrag, mimiek), sardonisch (dat lachje!), minachting en cynisme (zijn dictie).
Toch maar even veilig met muziek als gespreksonderwerp beginnen. Een wederzijds aftasten begint. Lydon heeft zich voorzien van een gigantische voorraad aan flessen bier, maar is niet te beroerd om te delen. “Waarom die plaat 9 heet? Omdat het de negende PiL-lp is. Het was overigens een vreemde gewaarwording om te moeten constateren dat we al zoveel platen hebben gemaakt. Ik heb ze laatst allemaal gedraaid en ik moet zeggen dat er niet twee op elkaar lijken. De enige constante factor is mijn verschrikkelijk lelijke stem.”

Een tournee staat voor de deur. Amerika, Japan, Australië. En Europa? “Mmmm. Misschien, als we hier kunnen spelen wel, maar het probleem is de verzekeringspremie die betaald moet worden. Ze zien mij als een natuurramp waar je de klok op gelijk kunt zetten. Dat is volgens mij onzin. Natuurlijk gebeurt er wel eens wat tijdens een PIL-concert, maar dat betreft dan een of twee personen. Dat kun je niet vergelijken met welk heavy metal-concert dan ook! Ik ben dus de zondebok.”
Vind je het vervelend dat je nog steeds het imago van relschopper hebt?
“Nee, als zaaleigenaren zo kortzichtig zijn wil ik al helemaal niet spelen in hun protserige klote zaaltjes. Dan zoek ik wel alternatieven, we mogen het publiek mijn absolute glorie toch niet onthouden?”, zegt Lydon ironisch en trekt daar zijn bekende grimas bij. “Toch zijn er mensen die zich aan mij storen, maar die hebben geen gevoel voor humor. De enige mensen die zich tijdens onze concerten echt misdragen, zijn die van de pers, en dan met name de Britse pers. Van die irritante zelfingenomen fotografen en reporters die zich tijdens optredens naar voren dringen. Journalisten van The Sun die tegen elkaar zeggen ‘wat is dit slecht, zullen we wat naar de muzikanten gooien’ en dan hun fotograaf in stelling brengen. Dat gebeurt! Ach, over mij kunnen ze geen lelijke dingen schrijven. Wat kun je nog zeggen over iemand die zich ‘Rotten’ noemt. Het ergste wat ze kunnen doen is me ‘aardig’ vinden. Daar zou ik moeilijk mee kunnen leven.”
Sinds een paar jaar woont Lydon weer in Engeland. Toen hij in 1982 naar Amerika vertrok was dat niet van harte.
“Politie-invallen. In drie maanden tijd zijn ze vier keer geweest. Ze vonden natuurlijk niets. Met bijlen werd de deur ingeslagen, meestal ‘s ochtends heel vroeg om vijf uur. Ze sloegen me in de boeien en namen me mee om me een paar uur later weer op straat te zetten, in mijn pyjama. De laatste keer hebben ze me op blote voeten op straat gezet, zonder geld, en moest ik zo naar huis lopen. Ik was razend. Ik heb geprobeerd stappen te ondernemen, maar zelfs mijn plaatselijke MP (Member of Parliament-E.Q.) zei: je vraagt er zelf om, jij staat in de publiciteit.
“Het enige wat me restte was te vertrekken. Ik nam het eerste vliegtuig naar Dublin en werd na twintig minuten al gearresteerd. Weet je waarom? De aanklacht was dat ik ‘de vuist van een politie-agent aanviel met mijn hoofd’. Alleen in Ierland kunnen ze zoiets bizars bedenken. We lachen er nu wel om, maar ik werd ook nog eens schuldig bevonden. Ik kreeg zes maanden gevangenisstraf. Dat ging sommige mensen toch wel te ver. Een week later was er hoger beroep en de rechter vond het een belachelijke zaak. Ik mocht gaan, maar alleen als ik honderd pond schonk aan zijn meest geliefde liefdadigheidsdoel. En ja hoor, dat was dus een golfbaan!”

Het gesprek wordt serieuzer als Thatchers Engeland aan bod komt. “Het is erg tragisch met Engeland. De regering geeft geen reet om het volk. De voetbalramp in Hillsborough is een reflectie van wat Engeland geworden is. Je moet niet vergeten dat we onlangs twee verschrikkelijke treinongelukken hebben gehad en een ramp in de metro – die niet de eerste was. Het komt allemaal neer op een gebrek aan controle. Het is ramp na ramp na ramp. Honderden mensen dood, verminkt, gewond. Het is walgelijk. De regering geeft alleen maar om die drie procent van de bevolking die 89 % van de welvaart bezit. En dan hebben ze hun mond vol over die luie werkelozen. Waar kunnen die mensen werken? Er is geen werk! Er is geen industrie. Thatcher heeft alles verwoest. Je moet eens kijken naar het sterftecijfer onder baby’s. Er is niet eens een bestaansminimum voor een groot deel van de bevolking. That brings fuckin’ tears to my eyes. Ik wordt daar razend over.”

“Ik zou het hele politieke systeem willen veranderen. Dit systeem heeft geen enkel respect voor het individu. Het maakt niet uit wat voor regering er komt, want het establishment en de bureaucratie hebben zoveel macht dat het niet eens aan Thatcher ligt dat er zoveel corruptie is. Zij ondersteunt het slechts. Dat is het enige wat ze kan doen, want als ze er tegen in zou gaan zou ze morgen al gedumpt worden door de powers that be, de gezichten die we niet kennen. Engeland is naar mijn mening een politiestaat geworden. Hoe kan ik het systeem verslaan? Door platen te verkopen? Dat is niet waar het me om gaat. Het zou mij persoonlijk goed doen als de mensen wat meer naar mijn teksten gaan luisteren, naar wat ik te zeggen heb, in plaats van de muziek. Ik zeg alleen maar: dit is jullie toekomst, jongens en meisjes. Tenzij jullie er wat aan doen. Ik denk daarbij niet aan geweld, maar aan wat er zich in je hoofd afspeelt. Denk na over je leven, stel vragen, overdenk alles, maar geloof nooit alles wat je hoort – niet van links en niet van rechts. Als ik een boodschap heb op deze nieuwe plaat dan is het wakker worden, heb respect voor wat je kunt en doe er iets mee.”
“En ik maar stomme popmuziek maken”, verzucht Rotten plotseling en niet zonder gevoel voor relativeren.
Denk je dat popmuziek de houding van mensen kan veranderen?
“Weet ik niet, ik denk in ieder geval niet dat ik dat kan. Dat zou kunnen gebeuren in de opperste regionen van de popindustrie, maar daar zijn ze bezig met hun Live Aids en Band
Aids. Hun enige zorg is hun eigen ingenomenheid. Zij manifesteren zich op podia, maar ik zie er weinig resultaat van. Zij kunnen ons gemakkelijk zeggen waar we onze donaties moeten laten, maar zij doen niets. Sting komt bij voorbeeld uit Newcastle. Moet je eens in Newcastle gaan kijken. Hij zou daar een hoop goeds kunnen doen met zijn geld en macht. Maar nee, hij is geïnteresseerd in abstracties, zoals het regenwoud en de Braziliaanse indianen. Heel lovenswaardig, hoera, maar daar heb je niets aan als je aan deze kant van de wereld niet te eten hebt. Clean up your own garden first, zeg ik altijd maar.”
Op de vraag of John Lydon ondanks alle zwaarwichtige onderwerpen waar hij zijn energie in steekt, een gelukkig mens is, antwoordt hij: “Niet noodzakelijkerwijs. Ik ben gelukkig met wat ik doe, ik ben gelukkig dat ik het goede én het slechte kan tolereren, maar ik ben ongelukkig over het feit dat de mensen elkaar blijven vermoorden om niets. Voor intolerantie heb ik geen tijd”.

Haagsche Courant, april 1989