Jan Akkerman is geen moeilijk mens (1990)

“Of ik een moeilijk mens ben? Dat imago is kunstmatig in stand gebracht door de firma Focus en wie dat is weten we wel. Al die verhalen over mij hebben mijn carrière na Focus geen goed gedaan, maar wat ik ervan geleerd heb is dat ik moet oppassen voor mensen die zeggen je vriend te zijn”, weet Jan Akkerman, de man die ’s werelds beste gitarist schijnt te zijn.

Foto © Robert van Stuyvenberg

“Of ik een moeilijk mens ben? Dat imago is kunstmatig in stand gebracht door de firma Focus en wie dat is weten we wel. Al die verhalen over mij hebben mijn carrière na Focus geen goed gedaan, maar wat ik ervan geleerd heb is dat ik moet oppassen voor mensen die zeggen je vriend te zijn”, weet Jan Akkerman, de man die ’s werelds beste gitarist schijnt te zijn.

Foto © Robert van Stuyvenberg

“Voor het eerst vind ik het leuk om in de belangstelling te staan omdat het nu eindelijk eens positief is. Dat komt doordat er een nieuw plaatje van me over de hele wereld wordt uitgebracht. Maar het is een gekkenhuis,” zegt Jan Akkerman. “Gisteren zat ik nog in Duitsland om zo’n tien interviews te geven, nu begin ik te begrijpen wat een vertegenwoordiger allemaal moet doorstaan.”
Nederlands beroemdste en meest begaafde gitarist is terug in de schijnwerpers. Voor het platenlabel van Police-manager Miles Copeland maakte Akkerman de rock-georiënteerde cd The Noise of Art en later dit jaar onderneemt hij een tournee door Amerika. Jan Akkerman (1946) geldt als de invloedrijkste gitarist die Nederland heeft voortgebracht. Na zijn Amsterdamse jaren met Johnny & His Cellar Rockers en The Hunters (Russian Spy And I), maakte hij allereerst furore met de rockband Brainbox om vervolgens met Focus een intelligente vorm van symfonische rock te maken. In 1973 werd Akkerman door het Britse muziekblad Melody Maker uitgeroepen tot ‘beste gitarist ter wereld’. De al jaren in Friesland woonachtige Akkerman staat te boek als een ‘moeilijk mens’ waar geen land mee te bezeilen valt en waar niemand mee kan samenwerken. Noem het geniale eigenwijsheid, want tijdens het gesprek ontpopte hij zich als een typisch Amsterdams lefgozertje met gevoel voor humor die precies weet wat ‘ie wil.

Na een aantal onevenwichtige platen in verschillende stijlen – van fusion tot klassiek en ‘new age’ – keerde Akkerman twee jaar geleden terug naar de rockmuziek. The Night Of The Guitar heette de wereldwijde tournee die Miles Copeland ondernam met een dozijn gitaarhelden uit het verleden. In Utrecht speelde Akkerman destijds illustere tijdgenoten als Leslie West, Robbie Krieger en Steve Howe van het podium. Copeland was geïmponeerd en wilde met Akkerman werken, maar er waren meer geïnteresseerden. “Level 42 wilde me hebben, maar ik vond hun muziek vlak en het was een echte baan. Het mag algemeen bekend zijn dat ik niet goed functioneer in dienstverband,” grinnikt Akkerman. “Copeland wilde dat ik een rockplaat zou maken en gaf me verder de vrije hand."
Op The Noise of Art komt de virtuoos Akkerman weer eens goed uit de verf. Spaarzaam begeleid door bas en drums gaat hij in tien stukken loos met rock, latin, funk en vooral ook blues. Heeft Jan een verklaring voor de huidige populariteit van de blues, het hitsucces voor John Lee Hooker en de inhaalmanoeuvre van hardrocker Gary Moore?
“Bij blues gaat het om gevoel en dat is iets wat iedereen kan begrijpen. Als je om je heen kijkt in de wereld zie je hoe iedereen elkaar de hersens inslaat en als je daar de blues niet van krijgt, weet ik het niet meer. Blues is altijd fris en eerlijk. Blues is een stoel. Geen sofa of luie fauteuil, maar een houten stoel waar je met je kont op gaat zitten; blues is de basis van de rockmuziek en de hele popcultuur.”

 “In augustus en september toer ik door de States met een band met blazers om een live-cd op te nemen. In mijn huidige band zit zelfs weer een toetsenspeler en daar heb ik jaren niet mee kunnen spelen. Ik kan niet opschieten met toetsenspelers, het zijn altijd van die zeikerds!”
Na het komende Amerikaanse avontuur, maakt Akkerman een theatertournee door Nederland. Solo met zijn geliefde computers. Ook de luit zal weer uit de mottenballen gehaald worden. “Het is er de laatste jaren niet zo van gekomen om luit te spelen, maar ik wil het weer gaan doen, omdat het zo’n mooi instrument is met zo’n prachtige klank. Daarnaast ga ik weer met computers werken. Die twee werelden wil ik naast elkaar zetten. Ik heb niets tegen een computer, het is gewoon een veredelde metronoom met dit verschil dat ‘ie nu klopt, veegt en zuigt. Het enige vervelende is dat de toon uit een computer altijd hetzelfde klinkt, maar als werkmachine vind ik het prima gereedschap en het is perfect voor componeren. Een computer is een soort digitaal draaiorgel.”

Jan Akkerman zou een moeiljjk mens zijn. Zelf denk hij daar anders over: “Dat is kunstmatig in stand gebracht door de Firma Focus en wie dat nu precies is weten we ongeveer wel. Dat imago is me doelbewust aangemeten en daar heb ik vijftien jaar van met de kleerscheuren gezeten. Al die verhalen hebben mijn carrière na Focus geen goed gedaan, maar wat ik ervan geleerd heb is dat je moet oppassen voor mensen die zeggen je vriend te zijn.”
Akkerman praat openhartig, maar is voorzichtig genoeg om geen namen te noemen. Het mag duidelijk zijn dat wanneer hij het over de ‘Firma Focus’ heeft hij Thijs van Leer bedoelt. Onlangs was Akkerman met Focus (en dus ook Van Leer) te zien tijdens een ‘Goud van oud’-concert. Financiële overwegingen spelen niet mee bij deze nostalgische gebeurtenissen, zegt Jan. “Ik heb het gedaan om iemand een plezier te doen, maar ik vraag me af of ik mezelf er een plezier mee gedaan heb. Ik vond het leuk om weer eens met Pierre van de Linden te spelen. Die Focus-muziek is een van mijn jeugdzonden, maar het probleem met Focus voor mij persoonlijk heeft nooit in de muziek gelegen.”
“Of ik trots ben op dat Focus-verleden? Natuurlijk, wat dacht je? Toch het enige Nederlandse bandje dat met vier lp’s in de Amerikaanse Top 100 heeft gestaan – en niet met gekkigheid.”
“Het belangrijkste wat ik in al die jaren heb geleerd is dat je niet zoveel moet lullen, maar meer spelen. Daarnaast is het van belang om de juiste mensen om je heen te hebben. Het meest positieve vind ik dat het publiek in Nederland me nooit heeft laten vallen. De recensies waren altijd slecht, maar de zalen waren wel vol. Als je al geen minderwaardigheidscomplex hebt, wordt het je hier wel aangepraat.”

De Gelderlander, juli 1990