Gavin Friday: “Een show is vaak een rookgordijn.” (1994)

“Ik ben geen dichter, ik word verlegen van dat woord. Als artiest moet je uitkijken wat je zegt te zijn, want er zijn al zoveel popsterren die denken andere kunstvormen te beheersen.”

Foto © Caroline van Oosten de Boer

Gavin Friday knijpt ‘m. De Ierse zanger vindt het geweldig dat hij op het Crossing Border Festival staat, maar schrijver of dichter wil hij beslist niet genoemd worden. “Ik kijk op tegen mensen als Linton Kwesi Johnson. Die staat al z’n hele leven op dit soort festivals”, verzucht hij. Toch mag Friday op zijn plaats zijn op een festival dat ‘een brug tussen literatuur en muziek’ wil slaan. De zanger met zijn flair voor melodrama heeft de afgelopen jaren duidelijk laten horen affiniteit met literatuur te hebben. Het titelnummer van zijn in 1989 verschenen solo-lp Each Man Kills The Thing He Loves was gebaseerd op een tekst van Oscar Wilde. Geboren en getogen in Dublin, de stad van James Joyce én Roddy Doyle, zit de literatuur hem in het bloed.

Als de stroom uitvalt in de Londense wijk Shepherds Bush, waar de Ier in een platenstudio verblijft, neemt Gavin Friday de tijd voor een gesprek. “Nog een paar weken en dan zitten de opnamen voor de opvolger van de cd Adam ‘n’ Eve’ erop”, fluistert hij. Ja, die plaat laat even op zich wachten, maar Gavin Friday is druk geweest. Hij verbleef bijna een jaar in Amerika en was nauw betrokken bij de Jim Sheridan-film In the Name of the Father, waarvoor hij samen met stadgenoten Bono en Sinead O’Connor de muziek maakte. Toen in 1986 zijn groep Virgin Prunes uiteenviel trok de als Fionan Hanvey geboren zanger zich terug uit de muziekwereld om te gaan schilderen. Het was zijn jeugdvriend, U2-zanger Bono, die hem aanmoedigde weer liedjes te schrijven. Cabaret- en vaudevillemuziek kreeg zijn belangstelling en beïnvloed door Kurt Weill, Bertolt Brecht en Edith Piaf zong Friday twee platen vol met even trieste als hoopgevende liedjes vol weltschmerz en decadentie. Zijn nieuwe muziek omschrijft hij als ‘futuristisch cabaret’.

“Ik word een beetje nerveus van het woord dichter”, zegt hij bescheiden op de vraag of hij tijdens het Crossing Border Festival voor de eerste maal zijn opwachting maakt als dichter of schrijver. “Recentelijk heb ik in Dublin wel opgetreden zonder muzikale begeleiding in een cabaretachtig café dat ik samen met wat vrienden begonnen ben. ’Mr. Pussy’s Cafe Deluxe’ heet het. Ik liep al lang rond met plannen voor een huiselijk café dat vierentwintig uur per dag open is. Het moest een ruimte worden waar artiesten die niets met rockmuziek te maken hebben kunnen optreden. Dichters uit Dublin lezen er voor uit eigen werk en er staan kasten vol dichtbundels. De enige muziek die er gedraaid mag worden is klassiek cabaret”, lacht Friday samenzweerderig. “Je moet die club zien als een werkplaats waar allerlei mensen bij betrokken zijn, zoals filmregisseur Jim Sheridan. Maar ik ben erg behoedzaam voor kwalificaties als die van dichter. Beschouw me voor het Crossing Border Festival maar als performer met woorden.”
“Er is een groot verschil tussen songteksten en echt literaire gedichten. In een liedje kun je verschillende emoties en betekenissen aan woorden verbinden door de manier waarop je zingt. Daarom is de stem zo’n ongelooflijk instrument”, stelt Friday. Hij zegt teruggekomen te zijn op zijn gezongen tekstinterpretaties van Oscar Wilde. Voor Each Man Kills The Thing He Loves gebruikte hij twee verzen uit Wilde’s The Ballad of Reading Gaol (1898). “Hij was de schrijver die voor het eerst mijn interesse wekte voor poëzie. In het Ierse onderwijs worden Ierse schrijvers als Yeats en Wilde je door de strot geduwd. Yeats heb ik destijds verworpen om zijn romantische beeldspraak, hoewel het werk van Wilde ook erg romantisch is. James Joyce? Een genie!”, sist Friday met ontzag.

“Toen ik vorig jaar op tournee in Amerika was, kwam Allen Ginsberg naar me kijken. Na afloop van de show nodigde hij me uit voor een ontbijt en daarbij heeft hij me drie uur lang gedichten voorgelezen. Ik was helemaal uit het lood geslagen, zo indrukwekkend was dat. Een paar maanden later belde hij me op met het verzoek een optreden voor hem in Dublin te regelen. Ik ben erg ingenomen met Ginsberg, hij is zo onconventioneel. Door hem ben ik taal anders gaan benaderen voor mijn muziek.”
“Voorheen schreef ik vanuit mezelf, vanuit trauma’s, terwijl ik nu vanuit een externe invalshoek werk, erg voyeuristisch. Ik vraag me nu bij iedere songtekst die ik schrijf af of de tekst overeind blijft als die gelezen of voorgedragen wordt. Ik probeer mijn teksten ook uit in Mr. Pussy’s Cafe Deluxe. De uitnodiging voor het Crossing Border Festival is een uitdaging, maar ik ben wel strontnerveus”, lacht Friday. “Van het woord dichter word ik verlegen. Een paar jaar geleden schilderde ik een beetje en toen vroeg men mij of ik schilder was. Als artiest moet je uitkijken wat je zegt te zijn, want er zijn al te veel popsterren die denken andere kunstvormen te beheersen.”
Over de vorm en inhoud van zijn optreden op 9 september wil Friday zo weinig mogelijk verklappen. “Ik ben een heel huiselijk type en ik probeer altijd in een decor een bepaalde ambiance te scheppen. De manier waarop artiesten – muzikanten en schrijvers – doorgaans optreden vind ik saai. Een show is vaak een rookgordijn. Ik voel me prettig in een gemakkelijke stoel met een kopje thee. Misschien ga ik wel zo optreden in Den Haag. Dat huiselijke element zit ook in een van mijn nieuwe stukken getiteld, Kitchen Sink Drama.”

Gavin Friday ziet overeenkomsten tussen het optreden dat hij voor Den Haag voorbereidt en de roemruchte shows die hij vroeger met de Virgin Prunes deed. “Als we met de Virgin Prunes iets duidelijk wilden maken, zelfs al was dat zoiets als de ‘primal scream’, kozen we daar altijd een bepaalde vormgeving bij. Dat kon make-up zijn of varkenskoppen.” Lang voor de Virgin Prunes was er de Lipton Village, een fictieve plek waar een stel jeugdvrienden uit Dublin samenkwamen en elkaar rare namen gaven. De ene heette Bono Vox, de ander Gavin Friday (“Bono gaf me de naam Gavin en onze vriend Guggi bedacht Friday”). De ene werd de zelfgestileerde Messias en zanger van een rockbandje genaamd U2 terwijl de ander de avant-garde scene schokte met de Virgin Prunes. De Prunes ging het om begrippen als onschuld en naïviteit, primitieve emoties en de magische belevingswereld van kinderen.
Hij vertelt dat de Ierse schrijver Patrick McCabe een fan van de Virgin Prunes was en dat zijn recente roman The Butcher Boy beïnvloed was door de provocerende shows van de groep. “Patrick McCabe is een genie. Hij is beslist de interessantste Ierse schrijver van dit moment. De melancholie en waanzin die in The Butcher Boy beschreven worden zijn typisch voor de Ierse volksgeest. Het is de zelfde seksuele waanzin waar James Joyce al op zinspeelde”, meent Friday. Pratend over Dublin en literatuur heeft Friday uitgesproken meningen. Zoals over Roddy Doyle, Booker Prize-winnaar 1993 en auteur van The Commitments en Paddy Clarke Ha Ha Ha. “Doyle is mij een doorn in het oog. Ik kan de neerbuigende, simplistische beelden die hij van Dublin schetst niet uitstaan. Toch is hij razend populair én succesvol, niet alleen in Ierland. Ik verafschuw The Commitments. Als dat boek de mentaliteit en de muziek van Dublin moet verbeelden, is het vergelijkbaar met Fame, dat een Hollywoodachtig beeld gaf van ambitieuze jongeren in New York. Ik vind het ook erg neerbuigend hoe Doyle jongens uit Dublin neerzet als dikbuikige bierdrinkers. Nee, Roddy Doyle is niet eens grappig.”

Haagsche Courant, augustus 1994