Finley Quaye probeert er het beste van te maken (1997)

Finley Quaye doet moeilijk. Op vragen geeft hij niet of nauwelijks antwoord, hij reutelt liever wat incoherent over zijn held van de dag, de lang vergeten reggaeproducer Keith Hudson. Hij geniet van koele witte wijn in een peperdure Amsterdamse hotelkamer en brabbelt met zijn gevolg.

Sterallures of onzekerheid? Beide, want de 23-jarige zanger uit Schotland wordt door zijn platenmaatschappij gelanceerd als een nieuwe ster, terwijl de meeste aandacht van de pers niet uitgaat naar zijn muziek maar naar zijn familie. Finley is een verwend nakomertje. Zijn veel oudere zus Maxinquaye is de moeder van Tricky, over wie niet gepraat mag worden, en zijn nog oudere broer Caleb Quaye speelde gitaar voor Elton John en Hall & Oates. Finley moet het gevoel hebben zich te moeten bewijzen, maar zijn debuut-cd Maverick A Strike spreekt voor zich.

Finley Quaye heeft het moeilijk. Alle ogen zijn gericht op Kwatta, de internationale pers staat voor hem in de rij. Maverick A Strike is een prima plaat met een warme mix van reggae, blues en soul. Quaye is een ’maverick’ (een buitenbeentje, nonconformist) en dat weet hij. “Ik spreek door middel van mijn muziek’’, zegt hij even gewichtig als nietszeggend. We praten over regenbogen, waarover hij zong in het zomerhitje Sunday Shining. Twee jaar geleden maakte hij zijn debuut als zanger op een plaat van jungle-pionier A Guy Called Gerald getiteld Finley’s Rainbow.
“Een regenboog is een teken van God dat Hij zijn belofte houdt’’, mompelt hij. Okay, fijn, mooi – en toen? Vervolgens zegt hij een tijdje overal ja en amen op en vallen er lange stiltes.
Of hij zich identificeert met de aanhangers van het rastafari-geloof, omdat hij Bob Marley citeert in Sunday shining en in andere nummers van Maverick zijn kennis en liefde voor roots-reggae etaleert. “Cool, man’’, klinkt het afwezig. Finley luistert niet naar de vragen van de zoveelste journalist. Finley is stoned, ligt op bed naar de wijn in zijn glas te kijken.
“Ik leef van dag tot dag en probeer er het beste van te maken. Ik denk er niet over na wie ik ben, want iedereen heeft een andere mening over mij. Mijn vriendin en m’n vrienden vertellen me wel wie ik ben. Als ik zing I want to be a hero like Robert de Niro bedoel ik niet dat ik ooit zo’n grote ster als De Niro kan worden, maar een held ben ik al voor mijn omgeving. Ik ben een voorbeeld voor de kids uit de buurt waar ik woon, snap je?. Ik ben een local hero’’.

“Wie goed doet, goed ontmoet’’, antwoordt hij op de vraag waar zijn muziek over gaat. “Over je goed voelen, weet je wel. Nee, mijn muziek is niet alleen op reggae gebaseerd. Er zit rock in en ambient, jazz, blues, soul, psychedelica, hip hop en calypso. Ik put voor mijn muziek uit mijn levenservaring’’, zegt Quaye alsof hij de pensioengerechtigde leeftijd al bereikt heeft. De Quaye-familie komt oorspronkelijk uit Ghana en kwam in de jaren veertig in het Schotse Edinburgh terecht. Finley vertelt dat zijn vader jarenlang als jazzpianist in Nederland speelde. ,,Iedere Nederlandse jazzliefhebber van boven de vijftig moet de naam Cab Quaye kennen’’, zegt hij trots. Pianist, gitarist en zanger Cab was in Nederland bekend onder de naam Cab Kaye. Hij runde met zijn Nederlandse vrouw Cab Kaye’s Jazz Piano Bar in Amsterdam en speelde met tal van internationale musici. “Ja en mijn broers Caleb en Michael en mijn zuster Terry zijn ook allemaal muzikant. Het was tamelijk logisch dat ik ook iets met muziek zou gaan doen’’, zegt het vroegere snooker-wonderkind die Jimi Hendrix, Carlos Santana, Led Zeppelin, Miles Davis en Bob Marley tot zijn voorbeelden rekent. De muziek van die grootheden klinkt bescheiden door op Maverick A Strike dat tevens zijn Ghanese wortels blootlegt. “Ik hou erg van het geluid van Afrikaanse trommelvellen en voor mijn plaat heb ik veel Afrikaanse percussie gebruikt, zoals de marimba en de duimpiano. Nee, ik ben nog nooit in Ghana geweest, maar ik weet waar mijn wortels liggen. In Afrika? Nee, in de kosmos’’, fluistert hij geheimzinnig terwijl hij wegzakt in het grote hotelbed en om nog een glas wijn vraagt.

Haagsche Courant, september 1997