Diamanda Galas: “Ze zijn bang voor mij.” (1985)

Op haar hotelkamer heerst chaos, de vloer en de stoelen zijn bezaaid met paperassen en kleren. “Het lijkt alsof hier iemand overleden is”, grapt de Amerikaanse stemkunstenares Diamánda Galás. Ze slaat een kruisje. “Als je Grieks-orthodox bent is de contradictie het belangrijkste. Je slaat je kruis iedere dag, maar eigenlijk ben je gewoon een atheïst.” Ze lacht hysterisch en zet haar expressieve mond aan een grote kop cappuccino.

Diamánda Galás (32) heeft net een serie concerten in Nederland beëindigd waarover ze zelf zeer tevreden is. Ze is  de belangrijkste vocaliste van dit moment – zeker de meest spraakmakende. Op het toneel gaat ze als een bezetene tekeer, zichzelf tot het uiterste dwingend.


Hoes van debuutlabum uit 1984 op Metalanguage

La Galás is een fenomeen. In een fascinerend samenspel van stem en moderne elektronica gaat ze verder dan iedere stemkunstenaar vóór haar. Ze schreeuwt, gromt, sist, fluistert, gorgelt en zingt. Ze gebruikt het natuurlijkste instrument dat we kennen, de stem, op een manier die tegen alle wetten van de natuur in gaat. Tijdens haar performances lijkt ze een duivels en onmenselijk wezen: zwarte make-up rondom vuurschietende ogen, een wilde gitzwarte haardos en strakke zwarte kleren. Door de uitgekiende belichting en haar gevoel voor drama krijgt ze iets satanisch. “Mensen zijn vaak bang voor me; publiek durft me ook zelden na een optreden op te zoeken”, zegt Galás. Privé is ze het tegenovergestelde: een innemende persoonlijkheid die met veel verve en eruditie praat over de meest uiteenlopende onderwerpen. Rauwe humor en haar Griekse temperament maken haar tot een intrigerend redenaar, die haar woorden kracht bijzet met dramatische bewegingen.

Diamánda Galás noemt zichzelf een electro-akoestische sopraan. Met haar bereik van drieëneenhalve octaaf laat ze haar stem middels een ingenieus elektronisch systeem quadrofonisch door de zaal gaan. “We zijn minstens twintig uur bezig om alles in orde te krijgen voor een concert, ik ben zeer professioneel.” Haar Griekse vader speelde jazz en leidde een gospelkoor. Als kind studeerde Diamánda piano en zong jazz. Sinds 1975 richt ze zich helemaal op de stem. “Ik heb de laatste zes jaar vijf dagen per week belcanto geoefend. Haar interesse ligt in het extreme, in uitersten. Muzikaal gebruikt ze invloeden uit de opera, de free jazz, de Griekse tragedie, het Duitse Schrei Theater en elektronische muziek. Ze gebruikt haar stem zoals Albert Ayler saxofoon speelde of zoals Jimi Hendrix gitaar, ze haalt het uiterste uit haar instrument. Verder is ze sterk beïnvloed door de meesters van het duistere, zoals Baudelaire, Artaud en Poe. Wat betreft zangeressen noemt ze mensen als Birgit Nilsson, Cathy Berberian en natuurlijk Maria Callas.

Van haar, door media en publiek gecreëerde, satanische imago zegt ze onderhand doodmoe te worden. “Ik ben zowel met Satan als met God bezig, voor mij zijn ze één en dezelfde. Als je Grieks-orthodox bent, zoals ik, ben je eigenlijk een heiden. De Grieken respecteren alle goden.”
“Ik houd me bezig met licht en donker maar niet met grijs, dat verveelt me. Ik ben geïnteresseerd in uitersten. Ik ga verder dan goed en kwaad”, verkondigt ze, om af te rekenen met al diegenen die haar een heks noemen. Ze is zich bewust van het feit dat ze haar stem, gekoppeld aan elektronica, als wapen zou kunnen gebruiken. “Je kunt met hele hoge tonen het gedrag en het denken van mensen manipuleren. Met extreem lage tonen kun je zelfs mensen doden, maar ik ben niet geïnteresseerd in manipulatie. Mensen als Madonna en Apollonia manipuleren hun publiek, maar dan niet met hun stem.” En dan boos: “Maar dát is ook van die verschrikkelijk domme popmuziek.” Niet dat Galás vies is van popmuziek, maar dan moeten het wel weer uitersten zijn. “Als ik opnieuw kon beginnen ging ik gitaar spelen. Ik ben helemaal geobsedeerd door de elektrische gitaar. Ik zou graag in een heavy metal-groep als Black Sabbath willen spelen, maar ja…Wagner is natuurlijk ook heavy metal. Ik baseer me gedeeltelijk op het oude Duitse expressionistische Schrei-theater, waar de acteurs zich tot het uiterste dwongen en zo ver gingen dat ze er epileptische aanvallen van kregen.”

Als ze zingt is Diamánda Galás bezig met de constructie van een duivels bouwwerk. “Ik houd ervan de muziek heel precies op te vullen. Het is erg barok, hier wat hoog en dan weer wat laag.” Ze tekent een denkbeeldig schilderij en vergelijkt haar werk met dat van verschillende schilders. “Soms klink ik als een Van Gogh en dan ben ik weer zo chaotisch bezig dat het op Jackson Pollock lijkt. Het is maximale muziek. In tegenstelling tot de minimal music, die ik haat. Ik val erbij in slaap.” Haar eigen werk bezit alle kracht en emotie die opera volgens haar zou moeten hebben, maar dan samengebundeld tot een energiek spanningsveld. Voor de technische realisatie werkt ze nauw samen met de elektronica-expert Richard Zvonar. Tijdens haar recente tour deed ze twee stukken. “Les Yeux Sans Sang is een stuk met quadrofonische ruimtelijke manipulatie waar ik vier microfoons gebruik die verbonden zijn met harmonizers, equalizers en andere effectapparatuur.”
Met die elektronica kan ze geluiden vertragen, aanhouden en vervormen. Het resultaat is een bizar gevarieerd vocaal spervuur, polyritmisch en oorverdovend, dat je bij de keel grijpt. Het tweede stuk is getiteld Panoptikon, ook te vinden op haar titelloze debuutalbum op het Metalanguage-label, is wederom een quadrofonisch gestuurd stuk voor solo-sopraan, waarin echter ook voorbespeelde tapes worden gebruikt.

Diamánda Galás is niet bang dat er een begrenzing is voor wat zij doet. “Zo lang ik blijf werken is er geen grens. De begrenzing van de stem zou alleen een creatieve kunnen zijn, geen fysieke.” Haar stem heeft vanzelfsprekend veel training nodig, maar ook de rest van het lichaam moet krachtig en gezond zijn. “Ik werk thuis in San Diego wat met gewichten, niet zozeer voor mijn zangprestaties maar om me te kunnen verdedigen. Laatst werd ik op straat aangevallen. Ik vind dat vrouwen messen en revolvers moeten dragen. Al die vrouwen die zich politiek vormen, dat is onzin. Als je ‘s nachts op straat een verkrachter tegenkomt kun je hem er niet vanaf praten; je zult hem moeten doden.”
Op de vraag of ze zelf een revolver draagt antwoordt Diamánda Galás liever niet. “Kan ik dat hier in Nederland wel zeggen in de krant?”, vraagt ze. “Want ik wil hier graag nog eens terugkomen.”

Haagsche Courant, januari 1985