The Cure: Psycho-analyse met Robert Smith (1985)

Een straffe oostenwind jaagt dikke sneeuwvlokken door de straten van Londen. Onder de overkapping van de entree van het Camden Palace wachten in de vroege middag al een paar tienermeisjes. Ze rillen, het is waterkoud. Ze moeten nog ruim drie uur wachten voordat ze naar binnen mogen om hun idool te kunnen aanschouwen.

Robert Smith en zijn band The Cure zijn op het toppunt van hun populariteit. De recente singles Close To Me en In Between Days, alsmede het album The Head On The Door, zijn zeer succesvol en markeren een nieuwe koers voor The Cure. Robert Smith is van een grandmaster doom veranderd in een heuse popster. “Het sterrendom is een mythe”, vertelt hij in een exclusief interview.


Foto © Michel Linssen

Het Camden Palace is een schitterend oud vaudeville-theater, het soort zaal waar Engeland patent op lijkt te hebben. In het vol overdreven kitsch ingerichte gebouw, met veel nepmarmer, barokke balkonnetjes en plafondengeltjes, is The Cure met een soundcheck bezig. Die avond zal er een liefdadigheidsconcert worden gegeven ten behoeve van geestelijk gehandicapten, waarvan de BBC-TV opnames maakt. Keer op keer worden dezelfde twee nummers ingezet: In Between Days en Close To Me, en die worden net zo lang herhaald tot het geluid perfect is. Dat duurt uren. De spanning is te snijden, tijd voor een lolletje is er niet als op het kleine, intieme podium de laatste technische zaken haastig worden afgehandeld.
Het charity-concert geeft The Cure de kans weer eens in een kleine zaal te spelen. De laatste tijd is de groep wel anders gewend, want door het succes van The Head On The Door werden tijdens de Britse tournee alleen nog maar grote zalen aangedaan en ook tijdens de recente trip naar Amerika moest er uitgeweken worden naar gigantische hallen. Zijn tournees nog leuk om te doen? “Wanneer het een korte tournee is, is het wel aardig. We gaan nu reis tot eind december en doen zo’n twintig shows. Het is fijn als er wat tijd tussen de concerten zit, zodat we ook kunnen zien waar we eigenlijk zijn. Dat kunnen we ons nu veroorloven.”

De geschiedenis van The Cure is simpelweg in tweeën te delen. De eerste periode eindigde in 1982 met de elpee Pornography, waarbij de atmosferische en depressieve doemklanken die op Seventeen Seconds werden geïntroduceerd en op Faith verder werden uitgewerkt in een zwartgallig dieptepunt tot stilstand kwamen. Smith ontbond de groep en maakte met zijn maatje Lawrence ‘Lol’ Tolhurst een opmerkelijk trio vrolijk gemutste singles The Love Cats, Let’s Go To Bed en The Walk. De vorig jaar verschenen elpee The Top bood een zeer divers aanbod van kitscherige psychedelica en loodzware gitaarmuren. Met The Head On The Door overtuigde The Cure vervolgens met een uiterst evenwichtige verzameling toegankelijke pop. The Cure nieuwe stijl lijkt een wat jonger publiek te trekken. Smith, inmiddels 26 jaar: “We trekken nog steeds mensen van onze leeftijd, maar die staan tegenwoordig achter in de zaal. Gelukkig voel ik me niet zo oud als ik me zou moeten voelen. Ik kan niet geloven dat ik al zo oud ben. Het leeftijdsverschil met de nieuwe garde fans stoort me niet. Ik zie maar weinig nieuwe groepen die de vitaliteit van The Cure hebben. Als we ons nu echt oud gingen gedragen, zoals Spandau Ballet, en we maar wat aan rommelden, dan zou ik me zorgen maken, maar mijn houding is niet veranderd sinds 1978. Dat we een jonger en veelal vrouwelijk publiek trekken heeft te maken met de singles.”

De laatste paar maanden prijkte Roberts hoofd op bijna alle covers van de muziekbladen. Een paar jaar geleden was dat ondenkbaar. Om uit te leggen hoe het zo uit de hand is gelopen, gaat Smith terug naar het keerpunt in zijn carrière.“Na Pornography realiseerde ik me dat we totaal iets anders moesten gaan doen, anders zouden we alleen nog maar stagneren. We hadden vier jaar doorgebracht in een milieu waarin we volgens de pers zéér depressief waren. Eigenlijk hadden we een hoop lol, maar ons imago was: doem. Mensen zagen me op het laatst als een verlosser en ik voelde me op het podium dan ook vaker een dominee dan een zanger. Ik wilde het allemaal wat lichter maken, ik vond dat men mij beter raar kon vinden dan een doem figuur. Dat aanvankelijk gespeelde gevoel van doem begon bezit van me te nemen en de dienst uit te maken. Dat werd nog versterkt door het feit dat ik Robert Smith van The Cure was. Ik kon het niet meer aan. Het was dus een bewuste keuze om de mensen wat anders te laten horen, maar we zijn zeker niet doorgeslagen naar de andere kant. We spelen toch geen echte pop. Ik denk niet dat we nu dom lijken, hoop ik…”

“We doen ook nog steeds nummers als Sinking, dat nogal depressief is, en dat wisselen we af met songs zoals In Between Days, dat een beetje een dom liedje is. Het is een mix geworden. De groep zoals ze nu is heeft veel meer met mijn karakter te maken. Pornography was wel een deel van mij, maar niet alles. The Cure is nu een meer uitgebalanceerde groep, minder intens en minder emotioneel. Ik voel me nu veel vrijer. In die doemtijd voelde ik dat The Cure een instituut begon te worden en dat is een verschrikkelijk feit om je dat na vijf jaar te realiseren. Nu weet niemand waar The Cure voor staat.”

“Ach, dat hele sterrengedoe is een mediamythe. Ik zelf kom er zelden mee in contact, ik kan rustig over straat lopen en boodschappen doen. Maar als ik hier vanavond niet zou moeten spelen, zou ik hier niet komen. Als ik uit ga is het naar de pub voor een praatje, daar zijn geen types die krijsen ‘Ahhh, daar is Robert Smith‘. Het gaat langs me heen. Maar ik zou m’n beroemdheid wel kunnen gebruiken. De reden waarom ik het niet doe is omdat ik het stompzinnig vind. De emotie van het beroemd zijn is volkomen belachelijk.”
Het succes van The Head On The Door heeft hem niet verrast. “Ik wist bijvoorbeeld dat ‘ie in Amerika goed zou lopen, omdat de plaat toegankelijker klinkt. Maar wat vooral in Amerika meespeelt is het feit dat je al lang meegaat als groep en dat beschouwen ze daar als een teken van succes.” De vrolijke, kleurrijke geluiden van de laatste elpee lijken Smiths huidige staat van denken te reflecteren. “Ja, tot op zekere hoogte. Pornography was een dieptepunt in mijn leven en niet alleen in artistiek opzicht. Het lag niet alleen aan mij, maar aan de mensen in mijn directe omgeving. Ik voel me nu gelukkiger dan ik mij in jaren gevoeld heb. Toen de groep uiteen ging leek het alsof er een gewicht van af viel.”

Hoewel de muziek een stuk aantrekkelijker geworden is, zijn Roberts teksten weinig veranderd. De woorden van In Between Days zijn nogal triest, Kyoto Song gaat over nachtmerries en Close To Me handelt over paranoia. “Mensen vergeten altijd dat ik altijd in de ik-persoon schrijf. Ik kan niet anders, maar dat wil niet zeggen dat de nummers ook altijd over mij gaan. The Head On The Door gaat voornamelijk over de mensen om me heen, waar ik me in verplaats. Alleen Sinking gaat over mezelf.” Een citaat daaruit: I am slowing down /as the years go by / I am sinking / So I trick myself like everybody else.

Was The Top eigenlijk een soloproject, is The Cure nu weer een echte groep, waarin bassist Simon Gallup na jaren van afwezigheid weer terug is. “Ik wilde Simon terug omdat ik hem begon te missen. Lawrence is een makkelijk mens, maar Simon is veel ruwer en daar hou ik van, want dat geeft alles een wat gewelddadiger tintje.” De nieuwe drummer van de groep is Boris Williams, die eerder bij de Thompson Twins speelde. Toen The Cure aan fase twee begon vielen zowel de Britse pers, als ook de oude fans over de groep heen. Het zou te commercieel geworden zijn, of te psychedelisch en Robert werd afgeschreven als een dik wordende hippie. “Het is altijd makkelijk om te zeggen, maar de kritiek raakt me totaal niet. Het is typisch voor de Engelse muziekpers die altijd graag doelwitten zoekt. Zo’n doelwit zijn we altijd al geweest omdat we nooit in een hokje te stoppen waren.”

Het doem-imago nam zorgelijke vormen aan. Zo vertoonde de Duitse televisie vorig jaar een gedramatiseerde documentaire over de zelfmoord van een jongen waarbij songs van Seventeen Seconds en Faith te horen waren. “Die zelfmoord was niet de eerste. Laatst kreeg ik een dagboek in handen van iemand die zelfmoord had gepleegd, vol met referenties aan ons. Dat was ook een van die dingen waardoor ik me realiseerde dat we moesten veranderen. Ik was overigens meer bezorgd over mezelf dan over het feit dat mensen dat soort dingen deden. Ik merkte dat mensen me als een martelaar zagen en dat was niet de bedoeling. Ik heb vroeger ook wel over zelfmoord heb nagedacht, maar hoe langer je leeft hoe minder zinvol dat wordt. Als je ouder wordt sta je toch al dichter bij de dood.”

Veel van Smiths liedjes hebben met dromen te maken, sommige van zijn dromen gebruikt hij voor zijn teksten. “Voor het laatste album heb ik er een paar als uitgangspunt genomen. Songs zoals Close To Me, Push en Screw, maar het zijn meer referenties. Ik probeer me iedere ochtend m’n dromen te herinneren. Het is om te kijken wie ik werkelijk ben en wat het allemaal betekent. Psycho-analyse in de vroege ochtend,” grapt Smith, die overigens veel aardiger is dan zijn imago doet geloven. Wat het waardevolle is van The Cure, is de frisheid die elk nieuw nummer doet klinken alsof het een debuut betreft. “Dat komt doordat we er nog steeds lol in hebben. Maar we hebben nu ook alle vrijheid, sterker nog, we hebben geen contractuele verplichtingen meer. We zijn nu zeven maanden niet in de studio geweest en mijn handen jeuken. Er heerst een stemming van ‘ha fijn, weer naar de studio’ en dat is weleens anders geweest.”

The Cure heeft natuurlijk niet het eeuwige leven. Heeft Robert over een leven na The Cure nagedacht? “Daar heb ik dit jaar meer over nagedacht dan ooit tevoren, maar ik heb nog geen plannen gemaakt. Ik weet het niet, het klinkt ook zo stom om nu te zeggen dat ik wel muziek voor films zou willen maken of produceren. Ik weet wel wanneer The Cure ophoudt te bestaan. Dat is al vrij snel. Zeker met optreden wil ik ophouden, want ik wil als ik ouder word niet uitgelachen worden. Toen ik jong was, had ik de ambitie om aan zee te wonen en helemaal niets te doen. Maar voorlopig gaan we nog even door, want ik wil volgend jaar naar Japan en een betaalde vakantie is natuurlijk nooit weg”.

Haagsche Courant, november 1985.