Sjoerd Vreugdenhil en het verlangen naar isolement (2004)

In Japan leven een geschatte miljoen jonge mensen in afzondering. Ze komen hun kamer niet meer uit, ze hebben geen vrienden en met familie wordt niet of nauwelijks gecommuniceerd. Hikikimori is de naam van dit fenomeen, een extreme vorm van totale aflsuiting van de wereld waarbij vooral adolescente jongens zich terugtrekken in het ouderlijk huis en alle banden met de buitenwereld verbreken.

Dat zij de maatschappelijke druk in de op prestatie gerichte Japanse samenleving niet aan kunnen, zou een van de belangrijkste motieven zijn. Naar aanleiding van een BBC-documentaire over hikikimori maakte choreograaf Sjoerd Vreugdenhil ‘Ferocious felicity’, een dans- en theatervoorstelling waarin een zoon en een moeder, ieder op eigen wijze, de strijd aangaan met de onbedwingbare drang naar isolement

Sjoerd Vreugdenhil (1971) vertelt dat hij zich kan identificeren met de hoofdpersoon in ‘Ferocious felicity’. ,,Bij mij bestond ook wel eens het verlangen mezelf terug te trekken, om niet langer deel uit te maken van de maatschappij. Ik denk dat ieder mens dat herkent. Omdat ik de Japanse cultuur respecteer en er ook te weinig vanaf weet, gebruik ik hikikimori als metafoor en speelt het stuk zich in Engeland af.”
Vreugdenhil, die ondermeer danste bij het Züricher Ballet en het Ballet Frankfurt van William Forsythe, werd na een rugblessure in 2001 gedwongen te stoppen met dansen. ,,De angst voor een isolement bestond, want de structuur en het ritme van je leven is opeens veranderd”, vertelt Vreugdenhil die een half jaar nodig had om zich te hervinden als choreograaf met een bijzondere interesse voor andere kunstvormen. Hij ging acteren, schrijven en begon een studie architectonische vormgeving aan de Rietveld Academie. Vreugdenhil ontwikkelde een andere kijk op dans.

‘Ferocious felicity’ is een heftige, intense voorstelling die veel vergt van zowel de dansers als publiek. Het is ook een moedige voorstelling die in vorm en inhoud grenzen overschrijdt. Sjoerd Vreugdenhil combineert dans met tekst, video en vormgeving. Waar de combinatie met gesproken tekst, die trendy is in een danscircuit dat driftig naar vernieuwing zoekt, vaak faalt omdat het te opgelegd theatraal is, slaagt Vreugdenhil door soberheid en eenvoud te betrachten. Het toneelbeeld zet de situatie meteen duidelijk neer. Achter een schot is de zoon zichtbaar, in zijn zelfgekozen isolement. Zijn leefwereld is een paar vierkante meters. De wereld van de moeder is ietsje groter, maar ook haar universum is besloten, niet in de laatste plaats door haar gevoel van hulpeloosheid en schaamte. Zij probeert haar zoon uit zijn tent te lokken. Moeder werpt haar zoon toe dat hij alleen maar medelijden met zichzelf heeft, dat hij moet accepteren wie hij is. Haar toon is sarcastisch. De reactie van de zoon is schitterend vertaald in langzame dansbewegingen die apatisch, ongedurig maar ook zelfgenoegzaam zijn. Hij zegt betekenisloos te willen zijn, als een zandkorrel op een strand. Maar tegelijkertijd ziet hij in één zandkorrel een totaal universum waarin hij heer en meester is. De scenes die Timothy Couchman en Kate Strong spelen en dansen zijn schrijnend, ze blijven nog dagen lang in het hoofd rond spoken, zoals een pas de deux waarin de zoon naar geborgenheid zoekt en de moeder naar contact. ,,Het is een intense voorstelling, maar zeker geen zwaarmoedige. Hikikimori is een onderwerp dat je ook positief kan benaderen. De mensen die aan hikikimori lijden voelen zich er goed bij. Ze kiezen er zelf voor om in een fantasiewereld te leven.”

Waar Sjoerd Vreugdenhil bij het maken van een choreografie niet uitgaat van een vast omlijnd plan en in het geval van ‘Ferocious felicity’ twee voorstudies maakte in nauwe samenwerking met de Engelse dansers Couchman en Strong, wil hij zijn publiek echter wel een grote mate van duidelijkheid verschaffen. Vandaar het gebruik van live-video en gesproken tekst. ,,Met het gebruik van tekst, met een enkele zin, kun je iets direct duidelijk maken. Als je datgene dat vertelt moet worden met dans probeert te doen wordt het naïef of plat. Waar dans zich nu bevindt, zijn we aangekomen op een nieuw platform. Het klinkt als een cliché, maar ik denk dat in de huidige dans alles al is gedaan. Als we tot nieuwe vormen willen komen zal een choreograaf zich meer moeten verdiepen in een totaalbelevenis en zich niet puur moeten bezighouden met het maken van nieuwe pasjes.”

Haagsche Courant
Maart 2004