Mark Hollis: “Talk Talk maakt geen popmuziek.” (1988)

“Ik praat nooit over mijn teksten”, zegt Mark Hollis verontschuldigend als hem gevraagd wordt naar de lyrische inhoud van de nieuwe Talk Talk-elpee Spirit of Eden. Het enige dat de Britse componist en zanger over de opvolger van The Colour of Spring kwijt wil, is een positief antwoord op de vraag of termen als hoop, verlangen en vertrouwen de lading dekken.

Foto © Robert van Stuyvenberg

Twee jaar geleden deed Talk Talk een eerste geslaagde poging om met hun muziek de kwalificatie ‘pop’ te ontstijgen. De critici strooiden en masse met verwijzingen naar het werk van componisten als Debussy, Delius en Bartok. Niet in de laatste plaats aangegeven door Hollis zelf, die zijn bewondering voor deze klassieke componisten niet onder stoelen of banken stak. Na een desastreuze ontmoeting met de talentvolle zanger twee jaar geleden in een door Belgische en Franse journalisten onveilig gemaakte tourbus in Leuven, vinden we Hollis nu terug op een bankje in een sereen hoekje van Artis.

Geen slechte locatie, want na de vlinders op de hoes van The Colour of Spring is de omslag van Spirit of Eden voorzien van een fraaie illustratie met vogels, zeedieren en schelpen. In het reptielenhuis van Artis zijn we net op tijd om het voederen van de slangen bij te wonen. Het Artis-personeel houdt met lange metalen klemmen levenloze en met bloed besmeurde ratten boven de bekken van de schijnbaar apathische boa’s. Af en toe spert een gifbek zich wijd open om tergend langzaam de maaltijd te verorberen. Gefascineerd kijken de toegestroomde bezoekers toe, Hollis incluis. “Afschuwelijk, walgelijk… Laten we naar buiten gaan en praten”, fluistert Hollis wat ontdaan. Maar we zijn niet gekomen om letterlijk over koetjes en kalfjes te praten. Spirit of Eden is een te gewichtig album om lichtzinnig aan voorbij te gaan. Hollis en zijn mannen (bassist Webb en drummer Harris completeren het oorspronkelijke trio dat ook nu weer aangevuld is met componist, toetsenspeler en producer Tim Friese-Greene en een groot aantal sessiemuzikanten) hebben met Spirit of Eden een conceptelpee afgeleverd. Een album, dat op het eerste gehoor tamelijk ontoegankelijk lijkt door het introverte karakter, maar dat door de universele strekking een groot publiek mag aanspreken.

Met jullie vorige lp plaatste Talk Talk zich een stapje buiten de categorie ‘popmuziek’, Spirit of Eden, jullie vierde lp, gaat nog een stap verder? Mark Hollis: “Absoluut! Al onze platen laten een verschuiving zien, alhoewel er overeenkomsten zijn met de voorgaande lp’s.”
Kun je ‘Spirit of Eden’ nog popmuziek noemen?  “Nee, maar ik heb onze muziek ook nooit als zodanig gezien. Talk Talk maakt geen popmuziek.”
Er is op deze plaat eerder sprake van een klassiek stramien. De eerste plaatkant, The Rainbow, vormt één geheel waarin afgeweken wordt van de traditionele popstructuur van refrein, brug, refrein etc.
Hollis: “Het woord conceptalbum is nu niet bepaald een gezonde term; er is in het verleden nog al eens misbruik van gemaakt. Ik vond het belangrijk om er één geheel van te maken met veel dynamische verschillen en terugkerende thema’s. Of deze manier van componeren moeilijker is? Verandering is het belangrijkste, zonder dat is er voor mij geen reden om verder te gaan.”

Hollis vertelt dat de groep bijna twee jaar aan de plaat gewerkt heeft en dat die lange produktiegang vooral met de werkwijze te maken heeft gehad. "Deze plaat is een combinatie van twee zaken: totale spontaniteit wat betreft het merendeel van de opgenomen muziek, tegenover een uiterst zorgvuldige constructie. Ik heb bijvoorbeeld de sessiemuzikanten laten spelen wat ze wilden om daar vervolgens onze eigen arrangementen van te maken en het in te passen in ons idee. Dat kost tijd, maar er is geen andere manier om dit uiteindelijke resultaat te krijgen. Daarnaast hebben we geen electronica gebruikt en is het meeste opgenomen met veel ruimte tussen de instrumenten en de microfoons, waardoor je een natuurlijker ambiantie krijgt.”
“Thema? Verlangen, hoop, vertrouwen. Iets universelers kan ik me niet voorstellen. Voor de mensen die deze waarden in het leven onderkennen behoeft de plaat verder geen uitleg, zij zullen het intuïtief begrijpen. De anderen zal ik het nooit kunnen uitleggen.”
Als hem gevraagd wordt naar de betekenis van een bepaald tekstfragment antwoord Hollis: “Ik zou het je kunnen zeggen, maar ik verklaar mijn teksten nooit. Als ik uitleg, wat kan iemand er dan nog in ontdekken?”

Haagsche Courant, september 1988.