Frans de Waard: “Ik ben Staalplaat niet. Niemand is Staalplaat.” (1998)

Er was een tijd dat somber kijkende, geheel in het zwart geklede types de winkel van Staalplaat bevolkten op zoek naar cassettes van Charlie Manson of platen van Boyd Rice. Het waren dezelfde mensen die ‘s nachts bijeen kwamen in het N.L. Centrum, om in een sfeer van doom & gloom naar de crypto-fascistische shows van Laibach te kijken en te discussiëren over de nieuwste tapes met zogeheten post-industriële muziek. De eerste helft van de jaren tachtig waren wat dat betreft duister. Ian Curtis hing zichzelf op, maar Staalplaat maakte snel korte metten met een vermeend duister imago.

“Zo ben ik nooit geweest”, lacht Frans de Waard. “Ik hou me niet bezig met zaken die te duister voor woorden zouden zijn. Van dat vermeende imago hebben we echter nog steeds een beetje last. Er zijn ook nog mensen die denken dat Staalplaat een cassettelabel is dat alleen in industriële muziek doet. In Amerika schijnt men te denken dat we in gothic gespecialiseerd zijn. Nee, dus. De Manson-platen zijn inmiddels uit de bakken verdwenen. Dat komt doordat degene die de inkoop doet, ikzelf, daar geen interesse voor heeft. Bij Staalplaat huldigen we het standpunt dat wie hard werkt veel zeggenschap heeft. Nee, dat is geen kwestie van survival of the fittest. Iedereen kan iets realiseren bij Staalplaat, maar wie binnenstapt met de mededeling dat ‘ie muzikant is, tien cd’s bij ons wil uitbrengen en daar verder niets voor wil doen, heeft geen grote overlevingskans. De meeste mensen die bij Staalplaat werken doen ook iets met muziek. Ze zijn muzikant, deejay of maken radio. Dat geldt voor iedereen, behalve voor Geert-Jan Hobijn. Hij is de Grote Baas. Hobijn heeft wel eens geopperd dat hij muziek zou willen maken, maar volgens mij weet hij niet waar hij zou moeten beginnen.”

Zestien jaar geleden startten Geert-Jan Hobijn en enkele gelijkgestemde zielen met een voorkeur voor extreme en experimentele muziek Staalplaat, een winkel en een label. Geïnspireerd door de DIY-filosofie van de punk, begon Staalplaat als cassettelabel, terwijl het tevens mede-organisator was van een reeks legendarische concerten in het N.L. Centrum, de eerste plek in Nederland waar begin jaren tachtig groepen als Club Moral, Current 93, Test Department en The Hafier Trio te zien waren. In 1987 nam Staalplaat afscheid van het cassettetijdperk en met veel oog voor vormgeving richtte het label zich op de compact disc. De imposante Staalplaat-catalogus bevat experimentele muziek, variërend van Plunderphonics tot Cage, en van industrial tot dark ambient. Op het huislabel verschenen cd’s van zulke uiteenlopende artiesten als Muslimgauze, Legendary Pink Dots, Rapoon, Soviet France, Jaap Blonk, Jim O’Rourke, Deutsch Nepal, People Like Us en het Instituut Voor De Betaalbare Waanzin. Voorts distribueert Staalplaat labels als Touch, Soleil Moon, V2-Archief en Multimood, en produceert het in samenwerking met de VPRO-radio concerten en cd’s onder de naam Morte Aux Vaches. Recentelijk opende Staalplaat een winkel in Berlijn. Deze wordt gerund door oprichter Hobijn. Frans de Waard is op het kantoor in Amsterdam te vinden. Daarnaast is hij echter ook muzikant en in die hoedanigheid actief met bands als Kapotte Muziek, Beequeen, Korn, Quest, Shifts en Goem.
Frans de Waard: “Wat Staalplaat voorstaat, is het produceren van experimentele muziek. Die is volgens mij niet zo extreem meer is. Misschien heb ik inmiddels vervuilde oren.” De muziek die Staalplaat uitbrengt wordt verpakt in opvallende hoezen. Het uitgangspunt daarbij is dat muzikanten geen cd-hoezen kunnen ontwerpen en dat ontwerpers geen muziek kunnen maken. Hobijn gaat over het design. Alle muzikanten tekenen een contract waarin staat dat Staalplaat het laatste woord over het ontwerp heeft. Wat betreft de keuze voor de muziek is Staalplaat door de jaren heen wel veranderd. Het repertoire is breder geworden. “Dat we nu platen van Henri Chopin of Gregory Whitehead uitbrengen was zestien jaar geleden nog ondenkbaar. Daarentegen zou nu een synthi-band als Ende Schneefliet niet meer kunnen.”

“De winkel is een speeltuin, waar we dingen uitproberen. We kunnen er controleren of we nog wel de juiste platen inkopen en wat er leeft. Platen verkopen kan ik ook vanuit mijn zolderkamer thuis, bijvoorbeeld via het Internet, maar met het drijven van een winkeltje moet je alert blijven. Er komen klanten en die willen steeds wat te kopen hebben. Zo blijf je op de hoogte van de ontwikkelingen en leer je andere labels kennen.” De inkoop verloopt voor een deel via het principe van vraag en aanbod. “Als drie klanten roepen dat Photek te gek is, dan bestel ik er misschien een paar.” Zo tref je bij Staalplaat ook produkten aan van grote indies als Mute en Can. “Er zijn veel mensen die geïnteresseerd zijn in Can. We zijn niet bepaald selectief. Als we een label leuk vinden, zijn we snel geneigd om de hele catalogus in te kopen. De winkel loopt overigens goed, we hebben veel vaste klanten voor wie prijzen onbelangrijk zijn. Het zijn die-hards die koste wat het kost iets voor hun verzameling willen hebben. Zo was ik vroeger ook, maar tegenwoordig breng ik steeds meer platen terug naar de winkel. Ik hoor natuurlijk wel erg veel, zoals voor Vital (Staalplaats recensie-magazine per e-mail – EQ). Maar vreselijk enthousiast over iets ben ik niet snel meer. Het is een blasé-gevoel. Dat is hetzelfde met je eigen platen. De eerste keer dat ik op een plaat stond, was voor een compilatie voor Contactdisc van de Stichting Stopcontact, waarvoor je tijd kon kopen. Zoveel geld per minuut en hoe meer tijd je kocht hoe meer platen je kreeg. Samen met een vriend hadden we 100 gulden bijeen geschraapt. We zaten op de lerarenopleiding en de dag dat die verzamelaar verscheen heb ik de release van die plaat in de aula laten omroepen. Ik ben nu nog wel blij als er een cd van mij verschijnt, maar als ik er een stukje van hoor dan weet ik het wel weer.” Dat wil niet zeggen dat De Waard het proces van muziek maken interessanter vindt dan het uiteindelijke product. “Nee, ik ben niet als Jim O’Rourke die van mening is dat luisteren naar je eigen muziek gelijk staat met het kijken naar je eigen kots. Maar er zijn wel altijd andere dingen die je wilt horen.”

De Waard is een man met twee petten. Hij runt voor een belangrijk deel Staalplaat en maakt ook zelf muziek, zowel voor Staalplaat als voor andere labels. Gaat dat wel samen? “Het is te scheiden, maar belangenverstrengeling komt voor. Een voorbeeld: iemand stuurt me een cd die ik wel aardig vind en waarvan ik er wel vijftien wil inkopen voor de winkel. Ik meld dat aan die persoon met een briefje dat ondertekend is met mijn naam, waarop die persoon reageert met ah, jij bent Frans de Waard van Kapotte Muziek, we willen wel een plaat met je maken. Dat komt vaak voor. Ik heb daar verder geen moeite mee, maar ik zou er misbruik van kunnen maken. Mensen denken ook vaak dat ik Staalplaat ben. Dat is niet zo. Niemand is Staalplaat. Geert-Jan Hobijn is de founding father, maar het gezicht van Staalplaat is degene die de hele dag aan de telefoon en computer zit. De laatste vijf jaar ben ik dat voornamelijk. Bij een label hoort vaak een persoonsnaam. Bij Touch denk je aan Mike Harding.”
Staalplaat brengt zo’n drie, vier cd’s per maand uit, in oplagen tussen 500 en 3000 exemplaren. Een topper is de Muslimgauze-remixplaat. Daarvan zijn er wereldwijd bijna 3000 verkocht. Het is een plaat die hoog staat in het Staalplaat-favorietenlijstje van Frans de Waard. Wie is die Bryn Jones (a.k.a. Muslimgauze) eigenlijk? “Een heel gewone jongen die nog bij z’n ouders woont. Hij heeft geen andere interesses dan muziek.” Op politiek na dan, want Muslimgauze houdt er pro-Palestijnse denkbeelden op na. “Volgens mij houdt hij alleen van provoceren en interesseert politiek hem niets. Hij houdt van ritmische muziek met Oosterse motiefjes. We krijgen wel reacties op zijn provocaties. Onlangs nog fanmail van iemand die een pro-PLO tijdschrift had gemaakt. In Canada is ooit de cd Hamas Arc uit de winkels gehaald vanwege een hoesfoto met schietende moslimvrouwen.”

Hoe succesvol is Staalplaat, wordt er winst gemaakt, quitte gespeeld? “We werken anders dan labels als bijvoorbeeld Soleil Moon. Dat heeft deels te maken met het feit dat Staalplaat subsidie krijgt in de vorm van een aantal banenpoolers. Dat stelt ons in staat maffe dingen te doen, zoals vorig jaar een Staalplaat-avond in het Haagse Korzo Theater. We spelen niet op iedere cd quitte, maar we maken ook weleens winst. Soms worden cd’s onder de kostprijs verkocht, als we ons bijvoorbeeld verkeken hebben op de hoes of de royalty’s. Artiesten delen bij ons echter niet in de winst, maar krijgen een vast royalty-percentage per verkochte plaat.”
Onlangs opende Staalplaat een kantoor in Berlijn. Een teken van welstand? “Nee, dat is een teken van iemand, Geert-Jan Hobijn, die het in Amsterdam wel gezien heeft en zijn vleugels wil uitslaan. De winkel in Berlijn is vrij informeel, gaat pas om 11 uur ‘s avonds open zonder vaste sluitingstijd. Duitsland is overigens een belangrijke markt voor onze muziek.”

“Tien jaar geleden was er in een blad als Opscene veel meer aandacht voor experimentele muziek dan tegenwoordig. Het leek wel of er destijds een sterkere relatie bestond tussen ‘alternatieve rock’ en meer experimentele vormen van eigentijdse muziek. Die tijd lijkt voorbij. ‘Dat ligt gedeeltelijk aan de gemakzucht van mensen die tijdschriften maken en de macht die bepaalde platenfirma’s en distributeurs hebben. Het is makkelijker voor een journalist van Opscene of Gonzo om een Roadrunner-bandje te interviewen als Roadrunner je treinkaartje betaalt, je promo’s stuurt en je op de gastenlijst zet. Dat soort zaken lopen gesmeerd omdat zulke platenmaatschappijen daarvoor iemand in dienst hebben. Staalplaat is kleiner, we hebben geen advance cd’s, geen release-party’s en onze artiesten zijn niet in een hotel in Amsterdam beschikbaar voor interviews. Dat maakt het allemaal onduidelijk voor de journalist. Het heeft ook te maken met een bepaalde tendens, want in tegenstelling tot tien, vijftien jaar geleden zijn platenkopers niet langer bereid om zelf naar een winkel te gaan en uit te zoeken wat wel en niet leuk is. Ik heb Throbbing Gristle destijds niet ontdekt omdat er een platenboer was die me vertelde dat TG zo goed was. In tegendeel, die man vroeg of ik die plaat wel wilde horen omdat ‘ie het een kutplaat vond. Ja, dat wilde ik, want ik had erover gelezen. Zo ben ik gegroeid in de muziek. Tegenwoordig klaagt men dat er te veel keus is, maar vroeger was er net zo veel. Men is te lui om het zelf uit te zoeken en vraagt een platenhandelaar om advies. En dan komt die platenboer wel met iets waar hij er nog een heleboel van heeft staan. Ik geloof niet in samenzweringen, maar wel in vicieuze cirkels. Dat er pakweg tien jaar geleden in bladen als Opscene wel over groepen als Psychic TV en Coil geschreven werd, heeft te maken met het feit dat die acts toen bij middelgrote independents zaten. Wat die labels op Coil financieel verloren, verdienden ze op andere acts wel terug. Die tijd is niet meer. Dat is mijn sombere kijk op de muziekbiz. De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat het gedeeltelijk met de muziek zelf samenhangt. Sommige artiesten tonen al jaren geen ontwikkeling. Nocturnal Emissions bijvoorbeeld. Aardige jongen die Nigel Ayers en af en toe maakt ‘ie een goede plaat, maar veel verandering zit er niet in. Muslimgauze? Een artiest die met vlagen echt fantastische dingen maakt, maar of dat rechtvaar-digt dat Muslimgauze iedere maand een cd uitbrengt… Toch is dat een artiest die een groter publiek zou kunnen aanspreken, maar het gebeurt niet. Oor heeft nog wel eens een Muslimgauze-cd besproken, maar contact met dergelijke mainstream-bladen heeft Staalplaat nauwelijks. We weten niet wie we daar moeten benaderen. Dat laten we tegenwoordig over aan de Konkurrent, die de distributie voor Staalplaat doet in Nederland. Het zou beter zijn als we zelf een plugger in dienst hadden, maar Staalplaat is nu eenmaal niet zo groot en kapitaalkrachtig.”

Behalve een van de mensen achter Staalplaat is De Waard zelf dus ook nog muzikant. “Het allereerste stuk muziek dat ik gemaakt heb, was voor Willem de Ridders Radio Improvisatie Salon rond 1980. Dat was een radioprogramma voor hometapers, een woord dat ik haat. Het concept van dat programma sprak me aan, want De Ridder zond alles uit wat je opstuurde. De eerste nummers van Vinyl hadden daar ook mee te maken. Ik las daarin hoe je zelf muziek kon maken en het zelfs kon uitgeven. Die DIY-filosofie vond ik fantastisch, want het hoeft alle-maal niet zo veel te kosten. Met computers werk ik niet en wat ik in mijn studio heb staan zijn oude en deels gevonden apparaten. Wat ik heb staan kostte een halve oma die doodgaat, een erfenis. Je spaart er nog wat bij en je hebt een studio. Hoe ik muziek ben gaan maken, heeft te maken met mijn interesse om uit te zoeken hoe bijvoorbeeld het flippertronics-systemen van Robert Fripp werkt, of de tape-phasing-techniek van Steve Reich. Om een redelijk interessant experimenteel muziekstuk te maken, hoef je niet veel te kunnen. Je probeert bijvoorbeeld om Steve Reich na te spelen. Neem The Hafier Trio, die jongen (Andrew McKenzie – EQ) heeft twee technieken perfect onder controle: tape-phasing en Alvin Luciers I’m Sitting In A Room. Luciers techniek houdt zich bezig met akoestische fenomenen, zoals iets opnemen in een bepaalde ruimte om van die opname weer een nieuwe opname te maken in diezelfde ruimte. Reich stapelt met zijn tape-phasing geluiden op elkaar die uiteen phasen. Die techniek kan je toepassen tot in het oneindige. Dat doe ik bijvoorbeeld op de cd Stud Stim van Goem, waarvoor ik de ritmepatronen uit een gevonden machine, de Student Stimulator, gebruikt heb.”
Stud Stim (op het Duitse Raster Noton-label – EQ) doet denken aan het minimale werk van Plastikman, of Maurizio zonder brom en ruis. Is dit soms De Waards technoplaat? ‘Men vindt het erg minimaal, maar als je goed luistert hoor je de kleine verschuivingen. Het is in zekere zin mijn technoplaat. Goem is genoemd naar de winkels in de voormalige Sovjetunie waar de partijbonzen hun inkopen deden, maar de naam refereert ook aan een vroegere galerie in Nijmegen die aan experimentele muziek deed. Ik heb er ooit Christian Marclay gezien, de scratcher/deejay die al actief was voordat DJ Spooky geboren was.’

In Goem werkt De Waard incidenteel samen met Roel Meelkop, waarmee hij samen met Peter Duimelinks de podiumversie van Kapotte Muziek vormt. Beequeen is een samenwerkingsverband met Freek Kinkelaar, terwijl Quest een soloproject is van duizendpoot De Waard. Maar wat zijn de verschillen, werkt hij anders met Kinkelaar dan met Meelkop en Duimelinks? “Ja, ik beschouw Freek als de muzikant waarmee ik werk. Alle anderen zijn geen muzikanten, het zijn mensen met goede ideeën. Freek kan ik precies vertellen wat voor sound ik zoek. Ik heb geen interesse om akkoorden te leren, ik ben ook niet zo geïnteresseerd in techniek, maar wel in geluid. De Shifts-cd Pangea is bij wijze van spreken van a tot z gecomponeerd zonder dat ik noten kan lezen. Componeren heeft voor mij niets te maken met het opschrijven van noten, maar met het aanbrengen van een structuur in geluid. Pangea is niet genoemd naar een Miles Davis plaat, maar naar het oercontinent voordat het uit elkaar scheurde. De muziek bestaat uit allemaal laagjes die over elkaar schuiven.” Kapotte Muziek werkt veelal met gevonden voorwerpen en contactmicrofoons, maar is geen onderzoek. “Nee, Kapotte Muziek is een concept, terwijl Beequeen vooral over muziek gaat. Quest en Goem gaan over beide. Bij Kapotte Muziek wordt nooit iets middels improvisatie gemaakt, er ligt een concept aan ten grondslag. Wat betreft studio-opnamen ben ik Kapotte Muziek. Live werk ik met Meelkop en Duimelinks. We spelen eigenlijk altijd hetzelfde concert, alleen de invulling is steeds anders.’”

Staalplaat is gevestigd aan de Staalkade 6 in Amsterdam en aan de Kastanienallee (geen huisnummer) in Berlijn. Meer info is te vinden op: http://www.staalplaat.com

Opscene, april 1998