Andy Warhol: Succes is een baan in New York (1990)

Ultra Violet staat onder een billboard van The Dom en kijkt omhoog om te zien welke maffe undergroundfilm er nu weer draait. “Profiel, Ultra, profiel!”, roept fotograaf Billy Name. Met een wereldvreemde arrogantie steekt Ultra haar neus in de lucht en neemt een Dali-achtige pose aan. Klik, flits!

 

De scène had in New York anno 1966 kunnen plaatsvinden, maar er ontbreekt iemand, waardoor de realiteit zich nuchter opdringt. Andy is er niet. Andy Warhol ontbreekt om de waanzin te stimuleren. Zodoende is Utra Violet een oude, naar aandacht smachtende ex-diva, terwijl Billy Name de komende nacht beslist niet op het toilet van de Factory zal slapen.

Billy Name en Ultra Violet behoorden halverwege de jaren zestig tot de kleurrijke entourage rond Andy Warhol, koning van de pop art. Onder de rook van Parijs, vijf minuten van Versailles, nabij het dorpje Jouy-en-Josas bekijken ze een door de Franse kunstenaar David Rochline geënsceneerde interpretatie van Warhols voormalige werkplaats, The Factory. White Light/White Heat. De rauwe, mininale rock van The Velvet Underground vult de claustrofobische ruimte van een voormalig bunker. Rochline bouwde de Factory na, hij recreëerde de divan uit Warhols film Couch, hij beplakte de muren met zilverpapier, net zoals Andy het van Billy Name had afgekeken. “Wat een onzin”, verzucht Ultra Violet. “Het is kitsch, maar Andy hield van kitsch. Hij zou dit leuk hebben gevonden”, relativeert Billy.

Op het landgoed van de Foundation Cartier vindt de imposante expositie Andy Warhol System: Pub – Pop – Rock plaats. Een tentoonstelling in drie delen over een van de meest tot de verbeelding sprekende kunstenaars van de twintigste eeuw. Kosten noch moeite zijn gespaard om de expositie onder de aandacht van de pers te brengen. Van over de hele wereld zijn journalisten en TV-ploegen aangevlogen. Limousines met chauffeur rijden af en aan van de Parijse vliegvelden. Sterren, VIPs en enkele gewone stervelingen arriveren op het schitterende chateau van Cartier. Tientallen met walkie-talkies gewapende ordebewakers zorgen voor een nerveuze spanning die de komst van een staatshoofd doet vermoeden. Lou Reed staat ergens op immens grote landgoed MTV te woord. John Cale banjert door het park en bestudeert Cesars beroemde afval-sculptuur Hommage â Eifel. Ook de andere ex-leden van de Velvet Underground, een van de invloedrijkste rockgroepen van de jaren zestig, die onder de hoede van van Warhol furore kon maken, zijn aanwezig. Mo Tucker drinkt een kopje koffie met haar dochter. Sterling Morrison, voorheen docent Engelse taal en letteren aan de universiteit van Texas en tegenwoordig werkzaam in de haven van Galveston, is nors en weigert interviews te geven.

Er hangt iets in de lucht. Het gonst van de geruchten door het chateau en over het terrein. In de gezellige Franse chaos – ook hier in het strakke regime van Cartiers kunstimperium – speculeert men in alle talen over een reunie van de Velvets. “Ja”, verklapt Billy Name. “Lou en John gaan straks spelen en ook Maureen schijnt zin te hebben. Maar of Sterling meedoet betwijfel ik, want hij kan het al jaren niet meer vinden met Lou.” Gelukkig krijgt Name ongelijk. Aan het eind van de middag, nadat de meeste gasten zich langdurig tegoed hebben gedaan een exorbitant luxe buffet en een onaflatende hoeveelheid uitgelezen Franse topwijnen, brengen Reed en Cale enige songs van hun Warhol-liederencycus Songs For Drella. Daarna betreden Morrison en Tucker het openluchtpodium en voor het eerst in 23 jaar speelt The Velvet Underground weer Heroin. Tien minuten lang.

De expositie Andy Warhol System is een initiatief van de Foundation Cartier. Deze schatrijke organisatie presenteert sinds 1984 moderne kunst op een schitterende locatie. De Foundation beschikt over een fraai landgoed, waar niet alleen kunstenaars op uitnodiging komen wonen en werken, maar waar ook opmerkelijke tentoonstellingen plaatsvinden. Het park rond het kasteel herbergt sculpturen van kunstenaars als Cesar, Jean-Pierre Raynaud, Arman en Daniel Spoerri. De beeldhouwwerken zijn aangekocht door de Foundation, die voorts als sponsor optreedt voor hedendaagse kunstenaars. Andy Warhol System bestaat uit drie delen. De nadruk ligt op de jaren zestig, Warhols meest dynamische en spraakmakendste periode. Het is het tijdvak van de zeefdrukken, de films (waar de expositie helaas aan voorbijgaat), de Factory, de supersterren en de Velvet Underground. Een tijdperk waarin sterrendom gelijk stond aan commercie (en in het geval van de Warhol-paradox ook andersom), een periode waarin morele en esthetische grenzen werden verlegd, een tijdperk van bevrijding en ongekende vrijheid.

Andy Warhol (1928 – 1987) wist precies wat hij deed. De uit Tsjechische emigranten in Pittsburgh geboren Ondrej Warhola nam zijn jeugdervaringen als uitgangspunt voor een ongelooflijke carrière die enkel en alleen in het ‘land van de onbegrensde mogelijkheden’ had kunnen plaatsvinden. De American Dream; of hoe een bleke, ziekelijke homoseksueel met pigmentproblemen en haaruitval kon uitgroeien tot een kunstenaar wiens imago even belangrijk was als zijn kunst. Warhol maakte geen kunst, hij was kunst. Omstreden kunst. Want zijn belangrijkste bijdrage aan de moderne, naoorlogse kunst was dat hij als eerste inzag hoe populaire massacultuur als kunst te verkopen was. De Brillo-dozen, de Campbell-soepblikken, de Marilyn-zeefdrukken; Warhol had niets oorspronkelijks, maar kan toch gezien worden als visionair. Het was een kwestie van de juiste persoon op de juiste plek in het juiste tijdvak.
De basis voor de Warhol-mythe ligt in zijn vroege werk, zijn jaren als reclametekenaar in het New York van de jaren vijftig. Het fascinerendste aspect van Andy Warhol System is de expositie Pub, wat staat voor publiciteit. Natuurlijk was Warhol begaafd. Als kind dwongen ziektes hem thuis te blijven. Hij adoreerde zijn moeder Julia, die alles voor de jongste van haar drie zonen over had. Hij bracht vele jaren in bed door, tekenend. Ook Julia was begaafd. Deze trotse vrouw, die weigerde Engels te leren, decoreerde paaseieren en maakte prachtige tekeningen. Artistiek talent is erfelijk, maar Andy had ook nog ’s het geluk om in Amerika op te groeien. Zijn tekentalent ging op de high school niet onopgemerkt voorbij. Als tiener kreeg hij de kans om lessen te volgen aan het Carnegie Museum te Pittsburgh. Na zijn schooljaren kreeg hij onmiddellijk werk als reclametekenaar in New York. Voor de schoenenwinkels van de Miller-keten was hij een openbaring: vanaf 1950 was Warhol een van de leidinggevende personen in de flitsende reclamewereld. Hij leerde snel en het was die periode in zijn leven die doorslaggevend was voor zijn latere succes als kunstenaar. De expositie over zijn jaren in de reclame is een wonderlijke beleving. De subtitel van Pub luidt Succes is a job in New York en toont alle facetten van een geslepen manipulator. Naast de talloze tekeningen voor schoenen, zijn er ook vroege schilderijen te zien. Werken die opvallen door een intens kleurgebruik en een voorliefde voor Picasso, Matisse, Cecil Beaton en Jean Cocteau – Warhols absolute idolen.
Als een reclametekening voor een schoen kunst kan zijn, waarom dan niet de iconen van de consumptiemaatschappij? Waarom niet een cola-flesje, een soepblik, of de beeltenis van een filmster? In 1960 neemt een nieuwe kunstvorm een grote vlucht, pop art. Een man of vrouw aanwijzen die Het Idee had, is ondoenlijk. De postabstract impressionistische jaren van Jackson Pollack en Frank Stella liepen ten einde en jonge kunstenaars als Roy Liechtenstein, Robert Rauschenberg en Jasper Johns sloegen hun slag. Tekeningen van comics-helden als Dick Tracy, symbolen als de Amerikaanse vlag of de elektrische stoel, en gebruiksvoorwerpen als wasmiddelen en softdrinks werden de onderwerpen van een generatie kunstenaars die de verlokkingen en verstrikkingen van de consumptiemaatschappij centraal stelden. Het gewone, het banale, het alledaagse werd tot kunst verheven.

Andy Warhol was er als de kippen bij. Dit was zijn kans om tot ster uit te groeien, terwijl hij voorzag dat in de toekomst iedereen vijftien minuten beroemd zou zijn. Volgens de vele biografen en de getuigenissen van medewerkers en bewonderaars, was Warhol een katalysator. Een man met weinig eigen ideeën, een man die goed oplette en aan een half woord genoeg had. In haar boek Famous For 15 Minutes vertelt Ultra Violet hoe ze een idee-arme kunstenaar ontmoette in een snackbar en hem voorstelde een blik soep als onderwerp te nemen. Hmmm, zei de man die doorgaans niet veel meer zei dan gee of hmmm. Of de anekdote op waarheid berust is twijfelachtig, maar het staat vast dat Andy’s kinderjaren doordrongen waren van soep. Julia zette hem elke dag een bord soep voor, Campbells soep. Misschien herinnerde Ultra hem aan iets, zoals zoveel figuranten uit Warhols jaren zestig-periode hem op ideeën brachten die iets uit zijn onderbewustzijn losmaakten.

Onder de titel Pop zijn de belangrijkte werken van Warhol uit de pop art samengebracht in Jouy-en-Josas, zoals de tien zuurstokkleurige zeefdrukken van Marilyn Monroe, zijn schilderijen en fotomontages van Jackie Kennedy, Liz Taylor, Mick Jagger en koningin Beatrix, en de Matisse-achtige Flower-reeks. Afbeeldingen die in ieders geheugen gegrift staan als niet alleen mijlpalen in de populaire kunst, maar ook als voorbeelden en rolpatronen van een tijdperk.  Warhol begreep als geen ander dat de beelden en indrukken die we in het dagelijks leven door de massamedia en de consumptiemaatschappij krijgen opgedrongen dermate veel invloed hebben op onze voorstelling van de wereld dat ze hun oorspronkelijke betekenis overstijgen. Een flesje cola staat voor zoveel meer dan enkel een zoetig drankje prik en de beeltenis van Monroe vertegenwoordigt meer dan slechts een universeel beeld van een mooie vrouw.

Warhols meest dynamische jaren waren de sixties. Geholpen door vaste medewerkers als Gerald Malanga, Paul Morrissey en Billy Name (“Andy liet alles aan anderen over. Hij vroeg altijd wat hij nu weer ’s zou gaan doen. Als dan iemand met een idee voor een zeefdruk kwam was zijn volgende vraag welke kleuren hij moest gebruiken.”) rolden de Marilyns, de Mao’s en de Campbells in hoog tempo uit de Factory, een werkplaats die niet voor niets tot fabriek van de kunst werd verheven. Instant kunst. Instant succes. In het trendy New York van de jaren zestig was Warhol de absolute lieveling van de incrowd. Zoals Ultra Violet en Billy Name zich herinneren, was dat grotendeels toe te schrijven aan Andy’s houding. Warhol was afstandelijk, een koude kikker met een zilverkleurige pruik die even plastic leek als zijn kunst. Daarnaast had hij de gewoonte om iedereen, maar dan ook iedereen, naast zich te dulden. The Factory werd het centrum voor speedfreaks, travestieten, mislukte kunstenaars en andere verschoppelingen. Warhol gebruikte de vrijheid die hij zijn bonte entourage gaf voor zijn eigen doeleinden. Hij raakte geïnteresseerd in film. Louter uit een voyeuristisch standpunt, want voor de constant snorrende Bolex-camera waanden alle Factory-bezoekers zich een ster. Er werden drugs gebruikt in de Factory, er waren seksorgies, er speelde een in zwart gestoken rock ’n rollband. Andy genoot van de chaos die hij misschien niet zelf creëerde maar wel stimuleerde.

In 1965 werd Warhol geattendeerd op een jonge popgroep genaamd The Velvet Underground. De Newyorker Lou Reed en de uit Wales overgekomen John Cale vormden de basis van deze snoeihard spelende band. Rock met manisch repeterende ritmes en voor die tijd ongehoorde teksten over drugs, sadomasochisme en de dood. Andy zag er wel brood in en vroeg de band om op te treden in zijn show Uptight, een multimediaspektakel van muziek, dans, performance en film. Warhol voegde de beeldschone Duitse chanteuse Nico aan de band toe en liet hen in 1966 de lp The Velvet Underground & Nico opnemen. Warhol tekende in naam als producent, waardoor Reed en Cale alle artistieke vrijheid hadden om een ongekend duistere plaat te maken, die zonder beschermengel Warhol nooit uitgebracht zou zijn. Net als met zijn films, video’s, zijn latere TV-shows en tijdschrift Interview, fungeerde Warhol als aanjager. Alles kon, zolang Warhol de supervisie had en zijn naam erop kon zetten.
In die turbulente middenfase van de jaren zestig werd Billy Name Warhols hoffotograaf, bediende Paul Morrissey de filmcamera en werden mafkezen als Ultra Violet, Edie Sedgwick, Joe Dallesandro en het travestie-trio Candy Darling, Jackie Curtis en Holly Woodlawn (alle drie onsterfelijk gemaakt in Lou Reeds Walk On The Wilde Side) tot supersterren gebombardeerd.


Ultra Violet Foto © David Shankbone

Ultra Violet werd geboren als Isabelle Dufresne in 1935. Afkomstig uit een rijk Frans nest, ontvluchtte ze in 1953 haar strenge familie om in New York haar geluk te zoeken. Via een baantje als cultureel attache van de Franse ambassade maakte zij dankzij haar opmerkelijke verschijning indruk op de Newyorkse kunst-scene. Ze deed klusjes voor het Whitney Museum, ontmoette Chagall, Duchamps en Man Ray, dineerde met Maria Callas, Orson Welles en Prinses Gracia van Monaco. “En ik dronk gesteriliseerd water uit een gesteriliseerd glas met de excentrieke miljonair Howard Hughes.” In 1960 leerde ze Salvador Dali kennen, die ze jarenlang van nabij zou meemaken in het St.Regis Hotel. Het is niet moeilijk voor te stellen waarom Isabelle – de naam Ultra Violet nam ze pas aan toen ze tot het meubilair van de Facory ging behoren – indruk maakte op Warhol. Zelfs nu nog straalt een wereldvreemde gedrevenheid uit. Deels pose, deels masker – maar beslist fascinerend.
Van Dali naar Warhol was een logische stap voor haar. “Overeenkomsten tussen de twee? Het is het zelfde verschil, als iemand begrijpt wat ik bedoel”, zegt ze mystificerend als we het chateau uitlopen richting de nagebouwde Factory. Warhol begreep niets van haar. In zijn autobiografie Popism herinnerde hij zich: “Zij was een mysterie. Ik ontmoette haar in 1965, toen ze de Factory binnenkwam in een roze pak van Chanel en een nog nat Flowers-schilderij van me kocht. Ze had dure kleren, woonde in een penthouse op 5th Avenue en reed in een zelfde soort Lincoln als de president.” Net als Dali voor hem, was Warhol onder de indruk. Isabelle veranderde in Ultra Violet; ze schilderde haar haar violet en paste haar gehele garderobe aan in die kleur. “Ultra deed welhaast alles voor publiciteit”, zou Warhol later zeggen. Hij wist waar hij over sprak.
Met Isabelle (“Zeg maar Ultra hoor, liefje”) en Billy Name, de twee hebben elkaar jaren niet gezien, lopen we door de imitatie-Factory. “Dit heeft niets met Andy te maken”, klaagt Ultra. Billy is gematigder in zijn mening. Hij maakt nog steeds foto’s. Veel foto’s.
Billy Name (echte naam Bill Linich) was vier jaar lang Warhols trouwe assistent. Hij was de enige die de sleutel van de Factory had. Billy hielp Andy met het vervaardigen van de beroemde zeefdrukken en hij fotografeerde alles en iedereen in de Factory. De toilet was niet alleen de donkere kamer, maar ook Billy’s slaapkamer voor die vier jaar. Billy Name is een legende. “Iedereen wil over de Warhol-mythe horen. Iedereen vraagt altijd of ik echt al die jaren op de wc heb geslapen. Ja, maar natuurlijk!”
We lopen het park uit, naar de wachtende limo’s. We praten over de survivors. Billy is er een van. Anderen, zoals miljonairsdochter Edie Sedgwick (Andy’s poor little rich girl) haalden het niet, gingen aan drugs ten onder, of pleegden zelfmoord. Billy Name zucht diep en zegt dan: “Jackie Curtis is dood, Holly Woodlawn leeft nog en schrijft haar memoires, en Brigid Polk neemt nog steeds de telefoon aan op het kantoor van Warhol. Sommige dingen veranderen niet, maar ik wou dat Andy er nog was.”

Haagsche Courant, juni 1990.