Michael Raedecker wil brutaal zijn (2009)

In zijn nieuwe werk legt Michael Raedecker steeds meer zijn werkwijze bloot. Tussen de van schilder bekende schetsmatige potloodlijnen, die zichtbaar zijn in de plassen verf, en de geborduurde decoraties doemen rasters en patronen op. “Een raster blokkeert de illusie. Op het moment dat je begint te geloven in het figuratieve element,  klapt het dicht door het raster dat erachter verscholen ligt.”

Michael Raedecker (Amsterdam, 1963) schildert, tekent én borduurt op canvas. In zijn landschappen, stillevens en bloemstukken zet hij de tradities en conventies van de kunstgeschiedenis naar eigen hand. Hij is een uitvinder die de geschiedenis induikt om nieuwe, gedurfde ontwikkelingen aan het oppervlak te brengen. Letterlijk en figuurlijk. In vele lagen van betekenis. Zijn werk kan zwaarmoedig zijn, maar ook luchtig, speels en ironisch. Desolate, post-apocalyptische landschappen in grauwe sepiatinten, achtergebleven waslijnen met welhaast versteende lakens, bloemstukken met de geur van verrotting. Vergankelijkheid. Ook in zijn verluchtende schilderijen van aan slijtage onderhevige handdoeken, waaruit het losgekomen stiksel letterlijk tastbaar is.
Michael Raedecker borduurt op canvas. Hij gaat zijn schilderijen, wat dat zijn het meer dan wat ook, te lijf met naald en garen. Als schilder heeft hij zichzelf moeten uitvinden. Raedecker studeerde eerst modeontwerp aan de Rietveld Academie. Hij was vervolgens een tijdje leerling van de Belgische ontwerper Martin Margiela. Maar Raedecker wilde wat anders dan een carrière in de mode. Hij wilde schilderen. In 1993-94 studeerde hij daarom wederom aan de Rietveld Academie en in 1996 vertrok hij naar Londen om zich verder op schilderkunst toe te leggen aan het Goldsmiths’ College. Hij besloot de highbrow-wereld van de beeldende kunst te vermengen met het laagdrempelige van het handwerken. Met dit concept, maar uiteindelijk vooral door zijn visie op hedendaagse schilderkunst, groeide Raedecker alras uit tot één van de succesvolste kunstenaars van zijn generatie. Zijn werk is opgenomen in de collecties van Saatchi en Tate Modern.

Michael Raedecker maakt een ongedwongen, pretentieloze indruk. Hij ziet er jonger uit dan hij is. Hij praat rustig en bedachtzaam. Hij neemt de tijd voor een gesprek dat plaatsvindt tijdens de inrichting van zijn tentoonstelling line-up (zonder hoofdletters, net als de titels van zijn schilderijen) in het GEM.

-Ik denk dat al je werk over tijd gaat. Letterlijke tijd, figuurlijke tijd. Geschiedenis. De daadwerkelijke tijd die het neemt om je werk te maken etc.
Michael Raedecker: “Ja, daar ben ik het helemaal mee eens. Ik denk ook dat we in een tijd leven waarin ik de tijd kan hebben om mijn werk te maken. Daarnaast maakt de media, vooral internet, het makkelijk om in de tijd te duiken. Alles is voorhanden. We zijn visueel erg verwend, we hebben zoveel gezien – ookal zijn het tweedehands  ervaringen. We hebben allemaal meerdere malen de Twin Towers naar beneden zien komen, maar we waren er niet bij. Wat ik wil zeggen, is dat we visueel veel denken te weten.”

[img_assist|nid=208|title=on, 2008|desc=Acrylic and thread on canvas, 205 x 330 cm, three parts; each 205 x 110 cm, courtesy the artist and Andrea Rosen Gallery, New York|link=none|align=center|width=600|height=375]

-We worden overladen met beelden.
“Dat was de conclusie die ik maakte toen ik vijftien jaar geleden met schilderen begon. Het is nu nog erger geworden. Er komen zoveel boeken uit, er zijn zoveel films die we moeten zien. Er zijn nog nooit zoveel kunstenaars en musea geweest als tegenwoordig. En wie ben ik om te denken dat ik daar iets aan kan toevoegen, was mijn eerste gedachte. Ik voelde me in eerste instantie een indringer in de kunstwereld. Ik kwam door een achterdeur binnen, via de modewereld. Ik vond dat ik extra brutaal moest zijn en daarom ben ik de zwaarwichtige geschiedenis van de schilderkunst gaan vermengen met het laagdrempelige, het oubollige, dat het handwerken, het borduren, heeft. Ik wilde bewust iets fouts doen.”
-Wil je nog ’s vertellen hoe je ertoe gekomen bent om te gaan borduren op canvas?
“Zoals ik zei, het is het verhaal van wie ben ik om nog iets te willen toevoegen terwijl er al zoveel indrukwekkende kunstwerken zijn gemaakt. De tijd die in het handwerk gaat zitten en het laagdrempelige aspect speelden mee in mijn beslissing. Ik wilde iets forceren, door de hoge kunst te combineren met gewone, het borduren. Met laagdrempelig bedoel ik dat er vroeger meer mensen aan het borduren waren dan dat er mensen een museum bezochten. Wat me aantrok, was de vraag wat ik met dit concept nog zou kunnen toevoegen. Vragen als; wat mag er nog geschilderd worden, wat moet er nog geschilderd worden.”
-Zijn er überhaupt nog dingen die geschilderd moeten worden?
“Ik denk natuurlijk van wel, maar iemand die in Afghanistan woont is daar niet mee bezig. Ik voelde me als kunstenaar nogal nutteloos na 11 september. Maar we leven nu eenmaal in een overgeorganiseerde maatschappij waarin we de tijd hebben om ons af te vragen wat de zin van het bestaan is enzovoorts enzovoorts. Allemaal existentiele vragen… ’t is een luxe dat we dat kunnen doen.”
-Men zegt wel dat we in een tijd leven waarin we de geschiedenis voorbij zijn…
“Ja, alles wat er gebeurt, zien we onmiddelijk op televisie.”
-…Maar zijn we de schilderkunst ook al niet voorbij?
“Ik denk dat dat idee bij mijn generatie is begonnen en dat we proberen de geschiedenis te omzeilen door bewust brutaal of dom te doen. Jonge kunstenaars voelen tegenwoordig al helemaal niet meer dat ze zich hoeven te verantwoorden ten opzichte van de kunstgeschiedenis. Zij maken iets omdat ze zich willen uiten. Ik denk dat daar een beetje tussenin zit. De geschiedenis van de schilderkunst interesseert me omdat schilderen mij fascineert. Ik ontkom dus niet aan die geschiedenis, maar het is niet mijn onderwerp. Bij schilders als Richter of Tuymans is dat wel het geval.”

-Zijn voor jou techniek en materiaal ondergeschikt aan het resultaat, of zijn ze even belangrijk?
“Ik denk dat ze even belangrijk zijn. Ik ben niet iemand van de absolute uitspraken, van de provocatie. Ik ben ook niet iemand die opeens 180 graden draait. Ik ben meer iemand die subtieler werkt. Ik realiseer me dat je geen absolute uitspraken kunt doen. Als je heilig in iets gelooft, zijn er altijd mensen die denken het tegendeel te kunnen bewijzen. Ik ben meer geinteresseerd in lagen, in verschillende vormen van tijd.”

[img_assist|nid=209|title=substance, 2008|desc=Acrylverf en garen op doek, 144 x 118 cm, courtesy de kunstenaar en Hauser & Wirth Zürich Londen|link=none|align=center|width=493|height=600]

Je vindt het belangrijk om het werkproces in je doeken te laten zien.
“Daar ontkom je niet aan als je handmatig werkt.”
-Je doelt op het ambachtelijke acpect van het borduren?
“Ja, het schilderen is even oud als het maken van wandkleden.”
-Je doeken zijn geen schilderijen, het zijn ook geen wandkleden.
“Het zijn weldegelijk schilderijen. Maar als schilder benadruk ik het oppervlak doordat ik er bovenop zit met naald en garen.”

Je werk is de laatste paar jaar aan het veranderen. Vooral in je doeken uit 2008 en 2009 lijk je bezig te zijn met weglaten. Het werk wordt transparanter. Kleur verdwijnt bijna, de kleuren worden bleek en vooral vaal. Als we het werk in de expositie line-up vergelijken met iets als crab walk uit 2003 (http://www.hauserwirth.com/artists/24/michael-raedecker/images-clips/37/), dan lijkt het wel of we met een andere Michael Raedecker te maken hebben.
“Ik zie dat ik bepaalde periodes doormaak met mijn werk, maar, zoals gezegd, ik ben geen kunstenaar die opeens 180 graden draait. Maar als je terugkijkt, zie je dat je stappen maakt, ontwikkelingen en keuzes. crab walk komt uit een periode waarin ik intensief met het stilleven bezig was en daarbij ook speelde met de vanitas-elementen. Ik kwam toen uiteindelijk tot de conclusie dat het werk te surrealistisch werd. Ik miste een bepaalde betrokkenheid, ik miste realisme. Voor deze tentoonstelling wilde ik me richten op mijn werk van de afgelopen vijf jaar, omdat die periode daarvoor heel anders was. Ik wil nu mijn meer realistische en transparante werk tonen. Ik laat ook de fouten zien, de bewust gemaakte fouten, zoals ik verfdruipers of verfspatten borduur. Ik wil het idee geven dat het geleefd heeft. Ik laat ook potloodlijnen zien die de schets weergeven.
Ik ben me er nu bewust van dat je technisch gezien beter wordt als je al zo lang bezig bent. Het gevaar sluipt erin dat het beeld te perfect, te klinisch wordt – dat het dood slaat. Daarom maak ik bewust fouten.”
-Laat je daarom ook meer details zien?
“Ja, maar vooral ook omdat ik hoop dat de kijker niet uitgekeken is na de eerste keer. Dat je weer opnieuw dingen kunt ontdekken. Als ik een expositie van iemand zie waar ik van onder de indruk ben, dan ben ik wantrouwig omdat ik me afvraag of ik bij een volgend bezoek aan de tentoonstelling nog nieuwe ontdekkingen kan doen. Wat ik belangrijk vind aan een schilderij, is dat je je het niet meer precies kunt herinneren. Dat je  de afbeelding niet meer helemaal kunt herinneren, of de grote van het doek. Dat vind ik een fascinerend gegeven.”
-Je doek getiteld servile (2009) geeft heel veel detail. Het lijkt een extreme uitvergroting van een detail.
“Ja, dat idee wilde ik geven. Het beeld komt uit een handboek over het maken van tafelkleden. Eigenlijk is het een deel van een patroon. Ik ben gefascineerd door het raster. Volgens (kunst-criticus en -theoreticus) Rosalind Krauss is het raster pas in de 20ste eeuw geïntroduceerd in de schilderkunst, hoewel Vermeer er in perspecief al mee bezig was. Het raster zit ook in corrupt en het geeft me daar een modernistische echo, uit Mondriaans werk bijvoorbeeld. Het mooie aan het raster vind ik ook dat het illussionistische wordt geblokkeerd. Op het moment dat jet het figuratieve element gelooft, klap het dicht door het raster wat er achter verscholen ligt.”
-Je speelt een mooi maar pervers spel met het perspectief. Je suggeert een diepte en zo gauw je daar als kijker in mee gaat krijg je de kous op de kop en suggereer je de platheid van het oppervlakte terwijl je dat weer ondergraaft door het borduursel.
“Ja, daar ben ik ook heel bewust mee bezig in de doeken die ik de voor het gemak maar de badhandhoeken zal noemen. Die vergen meer van de kijker omdat het beeld ophoudt aan het oppervlak. Letterlijk. Het enige wat je eraan kunt ontdekken, is de slijtage van de handdoeken.”
-We hebben allemaal zo’n handdoek.
“Ik vind het een leuk banaal onderwerp waar je tevens mee kunt spelen in de monochrome stroming binnen het schilderen, of het colour field paintings.”
-Die handdoeken zijn erg grappig en biedt een mooi contrast met ander werk dat unheimlich, zeg maar duister is.
“Verluchting is mooi, maar het moet niet pretentieus worden. Ik doe het met kleine, luchtige details, zoals de geborduurde drips. Het werk moet weliswaar een sfeer van vergankelijkheid hebben maar het moet weer niet te zwaar en te depressief worden. Het is leuk om met kitsch te spelen, maar ik hoop niet dat mensen mijn schilderijen kitsch vinden. Er zitten wel elementen van kitsch in.”
-Zoals de taart in substance, met borduursel als opgespoten room.
“Ja, de decoraties.”

-Vanwaar die voorkeur voor desolate landschappen waarin verval en verrotting welhaast tastbaar worden? Zijn die plekken het resultaat van wat de mens, die in die schilderijen ontbreekt, achter zich heeft gelaten? Zoals je bij het schilderij On letterlijk het gevoel van een koude kermis krijgt.
“Jazeker, maar een andere reden om geen mensen in de doeken te plaatsen, is dat je er anders als kijker moeilijker in kunt stappen. Ik denk dat het werk dan een aantal lagen van betekenis zou missen. Mocht ik een persoon in het doek plaatsen dan bestaat het gevaar dat men denkt dat het over die persoon gaat terwijl het voor mij meer gaat over onze collectieve, recente geschiedenis. Er is altijd strijd, ongerechtigheid, oorlog, verval.”
-tipping Point (2007), misschien wel jouw meest dynamische schilderij van de laatste jaren, doet mij denken aan een waslijn die is blijven hangen na een nucleaire winter. De lucht is gevuld met as en stof.
“Ja, het is bijna alsof de was is versteend. Het heeft een lichte betonkleur.”
-Een erg duister werk.
“In het dagelijks leven ben ik een heel opgeruimd persoon. Maar grappige kunst, kunst die grappig wil zijn… als je die voor de tweede keer ziet, ken je de grap al. Ik probeer werk te maken dat iets zegt over nu terwijl het hopelijk ook kan resoneren in de geschiedenis. Ik herinner me toen ik een  jaar over twintig was ik een tentoonstelling van Oscar Schlemmer zag in het Stedelijk Museum. Dat was voor mijn generatie iets nieuws, maar het sprak aan, het communiceerde. Ik hoop dat mijn werk op die manier ook kan meereizen in de tijd. Als kunst te grappig is, resoneert het later misschien niet meer. Sommige mensen noemen mijn werk melancholisch en dat dan ik niet ontkennen.”

[img_assist|nid=210|title=tipping Point, 2007|desc=Acrylic and thread on canvas, 198 x 336 cm, three parts; each 198 x 112 cm, Tate|link=none|align=center|width=600|height=348]

-Maar je kan ook heel ironisch zijn.
“Dat zit er wel in, maar het is geen onderwerp. Ik zie veel kunstenaars die ironisch werk maken. Ik vind het te makkelijk.”
-Jij bent ironisch als je een borduursel van een borduursel maakt, maar die ionie leidt niet af van wat het werk is.
“Inderdaad, ik speel met dat soort elementen.”
-Is je voorkeur voor de cliche’s van genres – het landschap, het stilleven, vanitas – een commentaar op het commentaar dat er niets nieuws meer te maken of ontdekken valt in de schilderkunst terwijl jij aantoont dat niets minder waar is?
“Ja, ik hoop inderdaad dat dat lukt en overkomt. Aan de ene kant probeer ik soms hele onschuldige schilderijen te maken die… Ik vergelijk het wel met de films van Tarantino. Als je niets van filmgeschiedenis weet zie je een hele spannende, goede film, maar weet je wel veel van film dan zie je verwijzingen naar andere films… Op die manier stop ik ook lagen in het werk. Ik heb wel gemerkt dat er mensen zijn die niets van schilderkunst weten en mijn werk ook mooi vinden. Anderen, die wel iets van schilderkunst weten zien allerlei referenties en verwijzingen. Op die manier verdient het werk een plaats, denk ik. En kan het  bijdragen aan de schilderkunst.”
-Je lijkt er zelf erg van te houden om je te laten inspireren door andermans interpretaties van de werkelijkheid. Bijvoorbeeld landschappen in westernfilms of oude schilderijen van de ruïnes van Pompeii.
“Ja, mede omdat beelden zo makkelijk voor handen zijn. Ik gebruik ze zoals ik ze denk nodig te hebben. Een doek als trip, een beeld van een ruïne, van een verwoeste kerk, komt van een schilderij van Winston Churchill die het op zijn beurt weer van een werk van John William Sargent had. Maar ik probeer het zo te maken dat je dat niet hoeft te zien. Het is een leuke bijkomstigheid.”
-Het is geen commentaar op het vermeende gebrek aan authenticiteit in de hedendaagse kunst?
“Nee, dat weten we. Dat hoef ik niet te bevestigen. Dat hebben anderen voor mij al gedaan. Ik vind het een interessante discussie, maar ik kan er niet veel aan bijdragen.”

“Wat mij boeit is dat wat je ziet of voelt in een werk er niet is. Bijvoorbeeld, als ik een schilderij maak met bloemen, terwijl ik niet geïnteresseerd ben in bloemen, gaat het er meer om wat je niet ziet. Ik hoop dat we dat kunnen zien of voelen omdat we al zoveel gezien hebben.”
-Is er daarom zo weinig te zien op paranoia?
“Ja, maar het gaat bij paranoia ook om de omlijsting. De decoratie bevindt zich langs de lijst en het midden blijft open, wat eigenlijk een vanitas-cliche is.”
-paranoia zou het beginpunt van de tentoonstelling line-up kunnen zijn. Het is zwaar en donker van kleur. Uit alle daarop volgende schilderijen in de tentoonstelling verdwijnt steeds meer kleur terwijl in een van je recentste doeken alles van de afgelopen tien jaar lijkt samen te komen. Hoe heet dat werk?
“corrupt.”
Wat is dat toch met die titels van jouw schilderijen? Sommigen zijn heel helder en ironisch. show en exhibit zijn wat het is. Voyeur spreekt boekdelen over de beschouwer van het betreffende doek. Maar corrupt of penetration, een bloemstuk, zijn moeilijker te duiden.
“Bij penetration krijgt de kijker misschien een lichte shock als hij eerst naar de bloemen en de lichtval heeft gekeken om vervolgens op het bordje ernaast de titel te zien. Misschien gaat hij nogmaals kijken. Maar ja, erotiek en bloemen, die associatie was er al sinds Georgia O’Keefe, dat was haar onderwerp. Daarom kon ik die associatie met de titel penetration wel gebruiken. penetration staat natuurlijk ook voor het feit dat ik het canvas voortdurend penetreer met naald en garen – en voor het gegeven dat een plant zich door de aarde boort en het licht zoekt.”
-Maar erotiek en verval was een tijdje een terugkerend thema bij je bloemstukken?
“Ja.”

[img_assist|nid=211|title=paranoia, 2005|desc=acrylic and thread on canvas, 197 x 285 cm, courtesy the artist and Hauser & Wirth Zürich London|link=none|align=center|width=600|height=411]

-Veel van je doeken getuigen van verval. Ze zien er verweerd uit, er zitten gaten in en andere vormen van door jou gemanipuleerde slijtage zijn zichtbaar. Zo ook in je afbeeldingen. Zeg je daarmee iets over de moraliteit van de hedendaagse mens, over de menselijke conditie?
“Ja, dat denk ik wel. Maar ik denk dat de menselijke conditie niet veel veranderd is en dat een ieder zich nog net zo ongemakkelijk in zijn huid voelt als honderden jaren geleden.”
-De expositie heet line-up, als in opstelling?
“Ja, het is een selectie, een opstelling die gerangschikt is om een bepaalde rol te vervullen binnen de tentoonstelling. Bij een politie line-up moet er een dader gekozen worden. Bij mijn line-up gaat het om de groep, maar ook om elk doek. Als kijker sta je steeds weer voor een doek dat aandacht krijgt.”
-Is de kunstenaar ook een dader in de line-up?
“Nee, je kan mij niet de schuld geven.”
 
Het gesprek met Michael Raedecker vormde de basis voor een artikel in AD Haagsche Courant, juli 2009.

De expositie line-up is t/m 1 november 2009 te zien in het GEM, museum voor actuele kunst, Den Haag. www.gem-online.nl

Met dank aan het GEM voor de afbeeldingen.