Leopold Rabus: “De dood is overal.” (2009)

 “Ik hou erg van de mythe van Sisyphus”, zegt Léopold Rabus, de Zwitserse kunstenaar die in zijn schilderijen en installaties zo graag de absurditeit van het leven toont.
[img_assist|nid=282|title=Personnes derriere une serre (2009) Particuliere collectie Zurich|desc=|link=none|align=none|width=600|height=368]

Het ruikt naar hooi in het GEM. Sluit de ogen en je waant je op het platteland. Wie ooit op een gemaaide weide of in een met gedroogd gras gevulde schuur heeft gestaan, wordt onmiddellijk getransporteerd naar die plek, naar een herinnering die tot leven wordt gebracht door een bepaalde geur. Schud die flashback van je af en je staat weer in het GEM, in een zaal met grote schilderijen die op het eerste gezicht tamelijk bizar zijn. De geur van hooi blijft. Volg je neus, vergeet die schilderijen heel even, hoe moeilijk dat ook is. Loop de zaal uit en ga linksaf. Laat je in de gang niet afleiden door een bruin huisje, daar komen we straks op terug, maar volg de geur van hooi. Weer naar links, een andere grote zaal in en dan sta je opeens voor een boog, een boog gemaakt van hooi – en niet zo’n kleintje ook. De boog van gedroogd gras reikt tot aan het plafond. Ja, het is echt hooi, je neus heeft je niet bedrogen. Arc-en-foin (Hooiboog) is de titel van dit werk dat gebaseerd is op een herinnering van Léopold Rabus aan een regenboog die hij ooit zag. “Ik herinner me de vorm van die regenboog en het grasland waar ik stond, maar niet de kleuren van de regenboog”, vertelt Rabus. Onder de boog staan twee badkuipen met water en daarop een aantal zoute likstenen voor koeien. Het beeld is een ontnuchterende interpretatie van het oude volksgeloof over potten met goud die te vinden zouden zijn aan het einde van een regenboog. “Hooiboog gaat over de misleiding van de waarneming. In mijn herinnering is een regenboog een aureool van vage kleuren omgeven door veel gras, in een landschap met likstenen.”

Herinnering en interpretatie; het zijn de psychologische bouwstenen voor het werk van Rabus, die voor zijn schilderijen en installaties inspiratie put uit zijn directe leefomgeving. Die omgeving is landelijk, de natuur heeft er nog de overhand. Het bestaan is er eenvoudig. In drassige weides, op besneeuwde heuvels en langs simpele huisjes sprokkelen vrouwen hout en jagen boeren op zwijnen. Rabus’ wereld is ver verwijderd van de paranoia van de grote stad, zoals die in het werk van generatiegenoten als Daniel Richter en Tjebbe Beekman wordt getoond. Rabus spiegelt eeuwenoude tradities op een even verleidelijke als grimmige wijze. Met spottende humor voor het vanzelfsprekende, het banale, het archaïsche. De situaties die hij schildert zijn niet zelden potsierlijke verhandelingen over de onmacht van de mens om met zijn oerdriften om te gaan. De personages hebben iets karikaturaals. De mannen zijn vaak oud, verschrompeld en meelijwekkend. De vrouwen zijn doorgaans jonger en moeilijker te peilen. Ze zijn sexy op een onaantrekkelijke manier. De lichamen, waarop disproportioneel grote hoofden met daarin naar binnen gedraaide ogen, lijken samengesteld uit verschillende onderdelen. Jonge meisjes hebben soms heel enge, oude handen.

[img_assist|nid=283|title=Leopold Rabus © Nico Schouten|desc=|link=none|align=none|width=320|height=480]

De in 1977 geboren Zwitser komt uit een artistieke familie. Vader en moeder Rabus zijn kunstenaars, zo ook broer Til, die als schilder werkzaam is in de romantische vanitas-traditie. Hoewel Leopold altijd wel een beetje met kunst bezig was, is hij pas tien jaar geleden serieus begonnen. In die tien jaar heeft hij een groot en indrukwekkend oeuvre opgebouwd. “Ik schilder elke dag; ik ben ijverig als een echte Zwitser”, lacht Rabus, die schildertechnisch gezien werkt met de precisie van een Zwitserse horlogemaker. “Ik kom ook niet toevallig uit een gebied dat beroemd is om z’n uurwerken.” Met zijn 32 jaar is hij de jongste kunstenaar die een solotentoonstelling kreeg in het GEM, museum voor actuele kunst in Den Haag.

[img_assist|nid=284|title=Scene de chasse (2008) Collectie Alexander Hoorn, Leiden, courtesy Galerie Adler, Frankfurt|desc=|link=none|align=none|width=600|height=477]

De Franstalige Léopold Rabus spreekt nauwelijks Engels en ik spreek net genoeg Frans om een ballon de vin rouge te kunnen bestellen. We hebben dus een probleem, maar Leopolds vrouw Anna wil uitkomst bieden door als tolk op te treden. Merci, Anna. Met de vier maanden oude baby Edouard op de arm en een zo te zien erg oud Frans-Engels woordenboekje in de hand, doet Anna haar best. Ik begin met een paar eenvoudige vragen; over het gebied waar Leopold Rabus opgroeide en nog steeds woont, over de bossen, de bergen en de sneeuw, de boerenschuren en de plantenkassen, de vogels en de vossen, en over de mensen die zijn schilderijen bevolken.
Léopold Rabus: “Ik woon in een typisch Zwitsers plaatje, Corcelles-Commondreche, nabij Neuchâtel. De mensen zijn er net als overal in Zwitserland. Ik ben in dat gebied opgegroeid en het inspireert mijn werk. Op vijf minuten lopen van mijn huis sta je midden in het bos. Ik heb daar veel gespeeld als kind en ik zoek er weleens naar paddenstoelen.”
Magic mushrooms? Van die paddo’s waar je van gaat hallucineren?
“Nee nee, gewone eetbare paddenstoelen.”
Ik vraag het omdat er mensen zijn die denken dat jouw schilderijen onder invloed van trips zijn gemaakt.
“Je zou kunnen denken dat mijn schilderijen niet bepaald alledaags zijn, maar voor mij zijn ze zeer realistisch. Als mijn werk er buitengewoon uitziet, dan komt door de juxtapositie van dingen die je normaal gesproken niet met elkaar zou verbinden. Zo laat ik vaak verschillende momenten tegelijk zien. Maar dat doe ik zo realistisch mogelijk. Het zijn geen interpretaties van dromen of nachtmerries, zoals veel mensen denken. Maar het kan wel een spookachtige sfeer hebben en dat heeft te maken met bepaalde herinneringen die ik erin verwerk. Herinneringen zijn een soort spoken.”
Ben je een verhalenverteller, schilder je allegorieën?
“Nee, ik vertel geen verhalen, ik schilder herinneringen.”
Wie zijn die mensen in je schilderijen?
“Die mensen moet je zien als toneelspelers, acteurs. Ze geven gestalte aan voorstellingen uit mijn herinnering. Ik gebruik vaak mensen uit mijn directe omgeving, zoals mijn broer of Anna. Ik laat ze verschillende rollen spelen, ze zijn niet zichzelf.”
Er zit veel nerveuze energie in de personages die zij uitbeelden. Er is voortdurend beweging.
“Ik laat veel beweging zien omdat de voorstellingen een samenvoeging zijn van verschillende handelingen. De mensen zijn overigens heel gewoon, alledaags.”
Ze lijken geobsedeerd bezig te zijn.
“Ze doen hele gewone, banale dingen, maar in hun gedachten zijn ze met andere dingen bezig. Uiteindelijk vertegenwoordigen de personages en hun handelingen hoe ik de wereld zie.”
Een duister wereldbeeld? Je behandelt universele thema’s als de dood, seksualiteit en religie op een tamelijk verwrongen manier.
“Ik vind het moeilijk om het te analyseren. Ik kies ervoor om de menselijke emoties te tonen die je gedurende een dag kunt hebben en die zijn niet allemaal duister. Ik laat vooral de absurditeit van het leven zien. Die zou je soms als duister kunnen bestempelen, maar niet noodzakelijkerwijs. Ik hou erg van Sisyphus, die man uit de Griekse mythologie die ertoe veroordeeld is om voortdurend een steen de berg op te duwen om die steen vervolgens weer naar beneden te zien rollen.”

[img_assist|nid=285|title=Le mise en terre du renard (2007) Gemeentemuseum Den Haag|desc=|link=none|align=center|width=600|height=429]

In 2007 zag ik het werk van Rabus voor het eerst, in een door Pat Andrea samengestelde expositie in Pulchri die gewijd was aan de imaginair-figuratieve schilderkunst. Het is een stroming waarmee Rabus zich niet verwant voelt.
“Nee, in het geheel niet, maar Pat Andrea is een vriend en zijn werk vind ik wel leuk. Maar ik heb niets met die stroming, of met het werk van iemand als Neo Rausch.”
Toch zijn er wel overeenkomsten te zien tussen jouw werk en dat van Andrea, zoals de proportioneel grote hoofden op de figuren en de bizarre perspectieven.
“Er zijn overeenkomsten in vorm, maar niet in concept.”
Jouw werk gaat ook niet over het onderbewustzijn.
“Ik denk dat de realiteit van ons alledaagse leven complexer en interessanter is dan het onderbewustzijn van één bepaald mens.”
Die complexiteit uit zich binnen één schilderij in het groeperen van verschillende handelingen door dezelfde personages uitgevoerd en getoond in wisselende perspectieven en voortdurende beweging.
 “Ik toon in een schilderij vaak verschillende perspectieven omdat ik de herinneringen van de gebeurtenissen gedurende een dag wil laten zien en die veranderen voortdurend van perspectief. Wat dat betreft voel ik me verwant met Matthias Weischer, die doet dat op zijn manier”, zegt Rabus, die eraan toevoegt een voorkeur te hebben voor de schilderkunst van de pre-rafaëlieten.

[img_assist|nid=286|title=Le point d’eau (2008) courtesy Galerie Adler, Frankfurt|desc=|link=none|align=none|width=600|height=488]

We kijken naar zijn schilderij Personnes derrière une serre (Mensen achter een plantenkas). Het is een vervallen kas, bij avond of nacht, zeer realistisch, op het fotografische af. Maar rechts van de kas, in het donker, doemen twee ranke meisjesbenen op. Het meisje, of de vrouw, zoveel wordt niet duidelijk, staat half gedraaid. Ze heeft nog maar één kous aan. Een andere, minder zichtbare figuur, met een bruine broek en jas, maar zonder waarneembaar hoofd, leunt tegen haar aan. Het moet een jongen of man zijn.
Is het een tafereel van iets dat het daglicht niet kan verdragen? Een verboden liefde, of is er sprake van een aanranding?
 “Het is een stelletje, er is niets engs aan het schilderij, hoewel de lichamen van de personages gebaseerd zijn op foto’s van lijken. Maar ik was er niet in geïnteresseerd om dode mensen te laten zien. Het gaat me om het gevoel van de zwaartekracht van de lichamen die in de oorspronkelijke foto, een politiefoto, op de grond lagen en nu tegen elkaar aan duwen zodat het lijkt alsof de man meer wil dan de vrouw toelaat. Voor haar gaat hij te snel.”
Léopold en Anna lachen. Voor hen is Mensen achter een plantenkas een grappig schilderij. Edouard laat zich luidkeels horen. Hij heeft honger. Aan een tafel naast ons krijgt een andere baby de borst, het is even alsof de biologische klokken van alle baby’s gelijk staan. Het is maar goed dat Edouard geen weet heeft van de morbide stukken mensenvlees – delen van een arm, als door Dr. Frankenstein aan elkaar genaaid – die de verbinding vormen tussen de hand van een vrouw en een emmertje met regenwater aan de muur van een huisje in het schilderij Le point d’eau (Het waterpunt). De voorstelling is ronduit griezelig.
Wiens vlees is dat?
“Van een vrouw die een baby wast, wederom gebaseerd op een foto. Maar ook hier gaat het me om het wezen van de herinnering, want als de herinnering aan een arm vaag is dan rest alleen het beeld van vlees. Dood vlees, want een herinnering is een dood moment. Ik kan me voorstellen dat mensen bepaalde aspecten van mijn werk als morbide ervaren, maar voor mij is de dood iets heel gewoons. De dood is overal.”
Zo ook in je installatie Maison en cheveaux (Huis van haar), een eenvoudig Yoshitomo Nara-achtig huisje dat geheel opgetrokken lijkt te zijn uit menselijk haar. Binnen ligt op een tapijtje een hoofd, verstopt onder een enorme bos haar.
“Het gaat over de dood, maar het is niet morbide. Het is een romantisch werk omdat het laat zien hoe het leven voortgaat na de dood. Het haar krijgt een andere functie. Met Maison en cheveaux refereer ik aan de oude traditie waarbij van het haar van een overleden familielid of geliefde iets blijvends werd gemaakt. Bloemen bijvoorbeeld. Heel romantisch.”

Edouard moet nu echt eten, zo maakt hij steeds luider duidelijk. Ik stel nog een laatste vraag aan Anna; of ze weleens het gevoel krijgt dat de mensen die Léopolds werk voor het eerst zien hem een raar ventje vinden. Anna’s schaterlach spreekt boekdelen.

Expositie van Léopold Rabus t/m 14 februari 2010 in het GEM, museum voor actuele kunst, Den Haag. www.gem-online.nl

Het interview vormde de basis voor een artikel in AD Haagsche Courant, december 2009.