I Remember Bridget Riley (van You, Me & Lou Reed – Plastic Fantastic Records, 1993)

‘There’s a little girl/lives down my road/She used to be famous some time ago/She was famous for her design (…) I remember Bridget Riley/I Remember Bridget Riley/No one else does/No one else does’.

Bovenstaande regels komen uit een popsong met de voor de handliggende titel I Remember Bridget Riley, van de Engelse groep Television Personalities. Misschien was Bridget Riley in 1993, toen Daniel Treacy het jengelende deuntje schreef, een beetje vergeten in de wereld van de beeldende kunst, waar destijds alles neo moest zijn. Wellicht verlangde kunst- én sixtiesliefhebber Treacy in die jaren van hypes en het Grote Geld, Koons en Hirst terug naar de ontwapenende Op art van Riley, over wie elders op dit website meer te lezen is. In deze column sta ik even stil bij Dan Treacy, want het gaat niet zo goed met hem en hij lijkt langzaam maar zeker in de vergetelheid te raken. Of Treacy (Londen, 1960) ooit nog een liedje zal zingen is nog maar de vraag. Momenteel is hij herstellende van een langdurig coma ten gevolge van een hersenoperatie waarbij vorig jaar een bloedprop verwijderd werd. Volgens de laatste berichten heeft hij onder andere spraaktherapie nodig. Ja, triest verhaal voor een zanger – niet dat hij een Pavarotti was, maar ik was erg gesteld op zijn onvaste, temerige zang omdat die zo fijn paste bij zijn in een gemankeerde maar aanstekelijke mix van punk en psychedelica getoonzette liedjes. De Television Personalities, met Treacy als enige constante factor, zou je de ultieme cultband kunnen noemen, ware het niet dat er nog zoveel andere ultieme cultbandjes zijn. Mijn eerste kennismaking met de wonderlijke wereld van Dan Treacy was de EP Where is Bill Grundy Now? (1977) en met name het spottende liedje Part Time Punks uit 1977. Dat die song rammelde, is een mega-understatement. Alleen Read About Seymour van tijdgenoten Swell Maps (over ultieme cultbands gesproken!) klonk dilettantischer. Op de vele singles, EP en LP’s die Treacy maakte – en die grotendeels onopgemerkt bleven – combineerde hij een goede neus voor de zeitgeist met zijn obsessies voor de popcultuur uit de jaren zestig, celebrities, en kunstenaars en schrijvers. Television Personalities werd, zal je altijd zien, het troetelkindje van critici en muzikanten (Kurt Cobain!). In 1984 nodigde Pink Floyds David Gilmour de band uit om als voorprogramma te dienen voor zijn soloconcerten. De band werd prompt gedumpt nadat Treacy aan het eind van I Know Where Syd Barrett Lives het adres van Gilmours jeugdvriend vermeldde. Treacy verdween eind jaren negentig, na een periode van drugs (hij getuigde ervan in 1996 met de single Now That I’m a Junkie) en andere narigheid, in de gevangenis voor winkeldiefstal. In 2004 dook hij weer op om, gelouterd en wel, verder te gaan met wat hij zo goed kan; het schrijven van eigenaardige maar intelligente, scherpzinnige maar ook pijnlijk grappige popsongs waarin hij niet zelden zijn eigen menselijk tekort opbiecht. De bloedprop in zijn hersens maakte voorlopig een eind aan zijn opleving. Het liedje over Bridget Riley is te vinden op de EP You, Me & Lou Reed, een van de betere platen uit Treacy’s probleemjaren. Hij heeft wel meer memorabele liedjes over kunstenaars geschreven (David Hockey’s Diary; Salvador Dali’s Garden Party; Liechtenstein Paiting; An Exhibition by Joan Miro). De beroemdste en met straatlengte beste song over een beeldend kunstenaar is echter die van Jonathan Richman over Pablo Picasso, die, aldus het liedje, nooit voor klootzak werd uitgescholden als hij je meisje probeerde te versieren, maar dat is een verhaal voor een andere keer.