The Sunburned Hand Of The Man stijgt op (2005)

Voor de toevallige voorbijgangers op de Paviljoensgracht moet het een bizarre aanblik geweest zijn om gisteravond in de Vrije Academie een bont gezelschap musici aan het werk te zien. Zij konden een glimp opvangen van het Nederlandse debuut van de Amerikaanse groep The Sunburned Hand Of The Man.

Passanten zagen bijvoorbeeld een geblinddoekte drummer, een collega-slagwerker die met een trommel op z’n nek stond, of een zanger die met een boomstronk zwaaide. De muziek die naar buiten sijpelde was al niet minder ongewoon. Wilde improvisaties op saxofoon en trompet, psychedelische gitaarsoli, bezwerende ritmes. Maar wie buiten stond ervaarde slechts een deel van de unieke ervaring die de negen musici boden.

De acht mannen en een vrouw, die deels op de grond zittend en voortdurend van instrument wisselend totaal geïmproviseerde muziek speelden, maken deel uit van een opzienbarend collectief dat soms wel uit het dubbele aantal leden bestaat. The Sunburned Hand Of The Man speelt geen songs of composities. Het is ‘hier en nu’-muziek, geïnspireerd op het moment. Alles is mogelijk: van folk en free jazz tot space rock en dub. Hoewel totale muzikale vrijheid het uitgangspunt is, is de groep niet vergelijkbaar met hippie-achtige jam-bands of ‘improv jazz’-gezelschappen. De Sunburned Hand is een exponent van een lichting nieuwe Amerikaanse ‘underground’-groepen waartoe ook meer bekende acts als The No-Neck Blues Band, Jackie-O Motherfucker en Tower Recordings behoren. Het zijn vrije geesten die hun platen in eigen beheer of op CD-R uitgeven. The Sunburned Hand Of The Man uit Boston is voortgekomen uit de roemruchte Shit Spangled Banner en wordt op handen gedragen door gerenommeerde avant-rock musici als Jim O’Rourke en Thurston Moore (Sonic Youth).

In de lange, trance-opwekkende stukken die de band speelde, fungeerde vooral het basspel van mede-oprichter Bobby Thomas als anker voor de improvisaties die nergens ontspoorden of onmuzikaal werden. In tegendeel. Je zou de musici telepathische gaven toedichten, want alle soli stonden in dienst van het totaalgeluid dat organisch van aard was. De vooral door de slagwerkers opgeworpen crescendo’s werden steevast langzaam afgebouwd zodat de groep weer naar een nieuwe weg kon zoeken om opnieuw op te stijgen.

AD Haagsche Courant

zomer 2005