Ken Kesey: “We hebben de baby met het badwater weggegooid.” (1984)

Het is lang stil geweest rond Ken Kesey. Eens peetvader van de hippies en schrijver van One Flew Over The Cuckoo’s Nest, trok hij zich aan het eind van de jaren zestig terug om boer te worden. Maar hij schrijft nog steeds, zit vol plannen en bruist van het leven. “Ik ben druk aan het werk aan een nieuwe roman en heb net een filmscript af”, vertelt hij.

Het is lang stil geweest rond Ken Kesey. Eens peetvader van de hippies en schrijver van One Flew Over The Cuckoo’s Nest, trok hij zich aan het eind van de jaren zestig terug om boer te worden. Maar hij schrijft nog steeds, zit vol plannen en bruist van het leven. “Ik ben druk aan het werk aan een nieuwe roman en heb net een filmscript af”, vertelt hij.

Kesey, in Amsterdam voor het One World Poetry-festival waar hij als dichter optrad, ziet er met zijn 49 jaar blozend en welvarend uit. Hij is kalend en heeft een buikje. In zijn ruimzittende pak met gifkleurige, groen-geel-rode stropdas en met een zomers wit hoedje op zijn bolle hoofd ziet hij eruit als een typische Amerikaanse toerist, zoals er honderden rondlopen in Amsterdam. Eerder een herenboer die een dagje de grote stad bezoekt dan een voormalige psychedelische leider.
Hij vestigde in 1962 zijn naam als schrijver van het klassieke One Flew Over The Cuckoo’s Nest, bij ons vooral bekend door de verfilming van Milos Forman. Daarna groeide hij uit tot een van de geestelijke vaders van de subcultuur van de jaren zestig: de hippiebeweging. In 1964 verscheen zijn tweede en voorlopig laatste roman, Sometimes a Great Notion.

Eind jaren vijftig kwam hij in aanraking met het chemische geestverruimende middel LSD, toen hij zich aanmeldde als proefkonijn bij een overheidslaboratorium. “De CIA ging op grote schaal met chemicaliën experimenteren. Mensen als ik kwamen veran-derd uit de laboratoria terug, met een ander bewustzijn.” Zijn ervaringen in de ‘shockshop’ dienden als bron voor Cuckoo’s Nest. LSD had grote invloed op Kesey. Hij wilde zijn bewustzijnsverruimende ervaring met anderen delen en ging on the road met Jack Kerouacs oude reisgezel Neal Cassidy als chauffeur. Met vrienden en volgelingen ondernam hij onder de groepsnaam The Merry Pranksters een reis van Californië naar New York. In een oude, wild beschilderde schoolbus, volgestouwd met geluids- en filmapparatuur. Overal waar hij stopte werd LSD uitgedeeld tijdens ‘happenings’. In 1966 werd Kesey gearresteerd — wegens marihuana-bezit — en vluchtte vervolgens naar Mexico. Toen hij terugkeerde was de hippie-beweging in volle bloei. In 1969 trok hij zich terug op zijn boerderij in Oregon, waar hij nog steeds met vrouw en kinderen woont.

“In 1969 was het experiment voorbij, mensen gingen dood, je had dat Manson-gedoe en dat veranderde de manier van denken bij veel mensen. Ook in de literatuur viel men terug in traditionele vormen van schrijven. Maar er was een tijd dat we dachten dat we nooit meer Shakespeare hoefden te lezen, en dat we een grote sprong in het nieuwe zouden maken. We dachten echt dat we het gevonden hadden, maar ik geloof dat we het kind met het badwater hebben weggegooid”, zegt Kesey.

Nieuwe vormen van poëzie moeten naar zijn mening steeds opnieuw worden uitgevonden. “We zitten nog steeds met zo’n barbaars ritueel dat we elke twintig jaar de koning moeten vermoorden. We moeten een held doden om weer samen te kunnen zijn, we hebben dat bloed nodig. Als John Lennon nog geleefd had, had hij zeker wat aan die hongersnoden hebben gedaan. Maar als revolutionair denk ik dat er op een mooie dag een verandering komt, een verandering ten goede.”
“Je kunt je natuurlijk heel makkelijk boos maken op iemand als Reagan, maar de echte boef is de Amerikaanse ‘spirit’. De mensen zijn op het tweede plan gezet, industrieën bezitten grote groepen mensen, iedereen krijgt genoeg te eten en een huis om in te wonen maar ze zullen nooit vrij zijn. Ze zijn slaven maar weten dat niet, bij dit soort mensen is het heel moeilijk de revolutie op gang te brengen.”

Kesey blijft optimistisch en blijft schrijven, hoewel er sinds 1964 geen roman meer van hem verscheen. Zo had hij drie jaar geleden plannen voor een boek over de overlevenden van de psychedelische revolutie, The Demon Box. “Daar was geen uitgever voor te vinden. Om The Demon Box te redigeren is iemand nodig die het begrijpt en ervan houdt. De rest van dit jaar ga ik me echter bezig houden met mijn nieuwe roman, The Sailors Song, over een vissersdorp in Alaska.” Verder heeft hij net een filmscript af over een rodeo en de rivaliteit tussen een zwarte en een Mexicaanse cowboy. Ook heeft hij een ballet geschreven. Plannen genoeg. Hopelijk worden ze ook uitgevoerd. Want anders zal Ken Kesey de geschiedenis ingaan als de schrijver van slechts één briljant boek.

Haagsche Courant. November 1984