Johnny Dowd kijkt vaak soaps (2008)

Johnny Dowd is net zestig geworden. Voor menig popmuzikant is dat een leeftijd om zich ’s even achter het oor te krabben en te overwegen een punt achter de carrière te zetten. “Als je jong met muziek begint heb je misschien op je twintigste al wat hits en ben je al vroeg beroemd. Als je dan op mijn leeftijd komt ben je inmiddels al ver over je piek heen. Maar ik ben pas begonnen toen ik bijna vijftig was en ik denk dat ik me muzikaal nog aan het ontwikkelen ben”, zegt de voormalige verhuizer uit het Amerikaanse stadje Ithaca.


Foto © Robert van Stuyvenberg

“Het verbaast mij wel dat het leven zo snel gaat. Ach, je moet wat gas terugnemen op je zestigste. Ik kan niet meer een hele nacht achter de meisjes aan rennen.” Zanger en gitarist Johnny Dowd debuteerde tien jaar geleden met het verontrustende Wrong Side Of Memphis, een album met uit het lood geslagen liedjes over moord, overspelige vrouwen, religie en drank. Duistere countryblues waarmee Dowd met zijn half zingende, half sprekende ironische grafstem balanceert tussen tragiek en melodrama. Als een Charles Bukowski met een rammelend barbandje geeft hij gestalte aan de groezelige onderbuik van Amerika. Na tien jaar en een handvol boeiende platen heeft hij zich inmiddels alle vormen van Americana eigen gemaakt. Op zijn nieuwe CD A Drunkards’s Masterpiece geeft hij zijn verrassende kijk op jazzrock en funk, en zelfs metal en rap. Muzikaal lijkt mij meer plezier te hebben als ooit. In Johnny’s On The Mic rapt hij met de geestdrift van een zeventienjarige. “De attitude van een zeventien jarige in het lichaam van een zestiger. Het is bizar, maar ik denk dat het me uniek maakt als artiest”, zegt Dowd om vervolgens onbedaarlijk te lachen om zijn constatering. Het leven en de muziek van Johnny Dowd zijn tamelijk bizar. De in Texas geboren maar in Memphis opgegroeide Vietnam-veteraan wilde dichter worden maar werd een verhuizer die op late leeftijd voor de lol een rockbandje begon. A Drunkard’s Masterpiece lijkt een conceptalbum.  “Oorspronkelijk wilde ik een plaat met het thema overspel maken, maar na een paar nummers had ik niet genoeg stof meer. Het voornaamste concept voor dit album was dat de muziek live in de studio werd opgenomen en dat we er veel plezier mee zouden hebben.” Die opzet zorgde voor veel improvisatie. Dowds weerbarstige gitaarsoli klinken soms als Frank Zappa met een nare kater, terwijl hij in samenspel met organist Michael Stark aan Bitches Brew van Miles Davis refereert. “Ik wilde lange stukken waarin alles in elkaar overvloeit, zoals bij de soul-revue’s uit de jaren zestig.” Overspel en ontrouw zijn terugkerend thema’s in zijn werk. Wat maakt Dowd, die al meer dan dertig jaar getrouwd, zo’n expert op dit gebied? “Ik spreek niet uit eigen ervaring hoor, ik heb altijd veel soaps gekeken.”

AD Haagsche Courant
April 2008