Ack van Rooyen: Nederlandse jazzlegende (2007)

Aan de muur in zijn woning hangt een klein fotootje waarop een nog piepjonge Ack van Rooyen te zien is in New York. Het jaar was 1949 en de locatie de entree van jazzclub The Three Deuces. “Fats Navarro en Max Roach speelden er die avond”, herinnert de trompettist en flügelhornspeler zich.


Ack van Rooyen foto © Robert van Stuyvenberg

Op de foto staan ook zijn broer, de trompettist en arrangeur Jerry van Rooyen, en pianist Rob Pronk. De Haagse musici waren op studiereis naar Quebec en bezochten ook New York, het mekka van de jazz. “Een onvergetelijke ervaring, heel inspirerend.” Ack van Rooyen (77) praat zoals hij speelt; zacht, bedachtzaam, omvloerst, geen woord teveel. “Ik speelde pas een paar jaar jazz. In 1946 was ik met een orkest op tournee door Indonesië en van mensen van het Amerikaanse consulaat hoorde ik platen van Charlie Parker en Dizzy Gillespie. Die stijl, bebop, wilde ik spelen. In Nederland was het nog onbekend. Het was de tijd van de Dutch Swing College Band. Het publiek was nog niet rijp voor bebop, het kon er geen touw aan vastknopen.”

Van Rooyen vormde begin jaren vijftig met zijn broer Jerry de invloedrijke groep Boptet om die moderne jazz in Nederland te pionieren. Voorbeelden waren Dizzy Gillespie, Fats Navarro en Miles Davis. “Dizzy Gillespie had zo’n groot hoogtebereik dat je het niet eens probeerde om hem na te spelen. De stijl van Chet Baker leek eerder tot de mogelijkheden te behoren, althans dat dacht ik toen”, zegt de altijd bescheiden maar internationaal hoog aangeschreven muzikant. Van Rooyen ontwikkelde zijn eigen fluweelzachte stijl. Met zijn geliefde flügelhorn staat hij op de zelfde eenzame hoogte als Clark Terry, Art Farmer of Kenny Wheeler. “Ik houd van de klankleur van de flügelhorn. Als ik trompet speel denk ik altijd dat ik heroïsch moet spelen, hard en hoog”, zegt de grijze eminentie van de Nederlandse jazz. “Om de grijze eminentie te zijn is erger dan het te worden”, lacht Van Rooyen over zijn status.

Hij speelt nog graag en veel. “In de opnamestudio voel ik me niet meer zo thuis, er komt teveel technologie aan te pas.” Hij is vol lof over de nieuwe generatie Nederlandse jazzmusici en noemt trompettist Rik Mol en tenorsaxofonist Paul Heller als grote talenten. “Jonge musici ontwikkelen zich steeds sneller mede dankzij de vele studiemogelijkheden. Maar je moet wel talent hebben, jazz kun je niet leren.” BIO Ack van Rooyen werd op 1 januari 1930 in Den Haag geboren. Op zijn zevende begon hij de flügelhorn, ookwel bugel genaamd, te bespelen. Samen met zijn een jaar oudere, trompetspelende broer Jerry, studeerde hij aan her Koninklijk Conversatorium waarvan hij in 1949 cum laude afstudeerde. Hoewel Van Rooyen tot 1952 in het Arnhems Symfonie Orkest zou spelen, had jazz zijn voorkeur. Hij groeide uit tot de voornaamste naoorlogse flügelhornspeler en trompettist in Nederland en pleitbezorger van de Amerikaanse bebop-beweging. Hij werkte 20 jaar in Duitsland en speelde met o.a. de Kenny Clarke-Francy Boland Big Band, Stan Getz, Lee Konitz en Gil Evans. Van Rooyen, die eerder deze maand een speciale prijs van het Laren Jazz Festival ontving, leidt een eigen kwintet en speelt in tal van andere binnen- en buitenlandse formaties.

AD Haagsche Courant September 2007